Het wordt weer dag in het grote dierenbos waar Krisje Krekel woont. De eerste zonnestralen piepen tussen de takken van de bomen en zoals elke morgen klinkt het vrolijke deuntje dat Krisje speelt op zijn viool. Vandaag is Krisje jarig. En daarom vieren ze vandaag , zoals elk jaar, ‘het grote vriendenfeest’ met alle dieren uit het grote dierenbos. (lees ook we horen bij elkaar)
Een zonnige winterse dag in het bos waar de babbelboom
staat… Er zijn heel wat wandelaars in het bos die genieten van de zon en de
prachtige natuur. Het is alweer een hele tijd geleden dat er nog eens iemand op
bezoek kwam bij de babbelboom. Hij is een beetje eenzaam, daar aan de rand van
het grote bos. De babbelboom wacht ongeduldig om nog eens een verhaal te kunnen
vertellen. Er staat hem een leuke verrassing te wachten…
“Wij zijn twee vrienden, jij en ik. Twee dikke vrienden, jij
en ik. We blijven altijd bij elkaar al worden we meer dan honderd jaar. We
blijven vrienden ja, jij en ik,” klinkt het in het grote bos. Het begint al te
schemeren en Meneer uil en de bonte specht zingen een heel leuk liedje samen.
Het zijn de beste vrienden. En elke avond voor het feestje op de open plek
komen ze samen voor een gezellig onderonsje. Meneer uil is dan al wakker en de
bonte specht komt een beetje vroeger dan Krisje krekel en de andere dieren.
Het is tijd voor een verhaaltje uit het grote babbelboek. Ga even zitten en zeg de toverspreuk dan komt het verhaaltje, het wordt heel leuk.
‘In het grote babbelboek
zijn de letters en de kleuren zoek.
Open, toe en schudden maar…
Het verhaal is klaar, echt waar!’
Er was eens een klein lief kaboutertje. Zijn naam was Kas.
Samen met mama en papa kabouter woonde hij in een gezellig bos. Nee, ze woonden
niet in een paddenstoel maar in de stam van een holle boom. Daar hadden ze een
gezellig huisje van gemaakt. Net groot genoeg voor hun drietjes. Er woonden ook
heel veel dieren in bos. Maar er woonde maar één kabouterfamilie. En dat vond
Kas helemaal niet leuk. Hij wilde vriendjes om mee te spelen…
“Misschien willen de kleine dieren wel vriendjes met je
worden,” zei mama kabouter op een dag, ”je kan het altijd eens vragen.” En Kas
trok het bos in, op zoek naar vriendjes.
Tijdens een wandeling door het bos kwam ik voorbij de Babbelboom. Ik wilde even rusten en zette me neer op het stronkje met mos en zei de toverspreuk:
‘Biebbele babbele boe
Oren open en mondjes toe.
Het is geen grap, het is geen droom,
Luister naar de Babbelboom.
Letters, woorden, zinnen,
Laten we beginnen.’
Langzaam werd de boom wakker en zei: “Dag Hilde, ik ben blij dat je op bezoek komt. Kan ik je plezieren met een verhaaltje? En waarover mag het verhaaltje gaan?”
Ik zei natuurlijk ja en vroeg, “ken je een verhaal over een uiltje?”
De Babbelboom knikte ja en vertelde:
In een heel groot bos, in een holle boom, wonen twee uilen, een vrouwtje en een mannetje. In die boom hebben ze een nest. Vandaag is het voor de uilen een heel speciale dag… Het vrouwtje heeft haar eerste ei gelegd. Het is een groot wit ei. Het vrouwtje gaat onmiddellijk op het ei broeden. Twee dagen later legt ze nog een groot wit ei. En daar gaat ze ook op broeden. Het duurt wel 5 weken. En dan is het eindelijk zo ver…
Het was nog donker in het bos. Krisje Krekel en zijn vriendjes sliepen nog allemaal. Meneer Uil was wakker. Hij gaat maar slapen als de andere dieren wakker worden. Want uilen zijn nachtdieren en zij slapen overdag.
Heel voorzichtig piepten de eerste zonnestralen tussen de takken van de bomen. De vogels werden stilaan wakker en floten hun mooiste liedjes. Krisje Krekel stond elke morgen vroeg op en samen met de vroege vogeltjes speelde hij dan een vrolijk liedje op zijn viool. De konijntjes flapperden met hun oren en zongen er een liedje bij: