Lees zeker eerst het vorige verhaal ‘Dieren zijn precies als mensen’
In het licht van de volle maan ziet Alffartje een diertje zitten. Hij maakt een prachtig geluid. Hij houdt iets vast. Wie is dit? Wat doet die hier? Zou het een nieuwe vriend zijn?
Voorzichtig waggelt Alffartje dichterbij. Het diertje stopt met spelen en springt weg. “Niet bang zijn,” fluistert Alffartje, “ik wil je graag leren kennen.” Hij waggelt nog wat dichterbij en het diertje blijft met trillende pootjes zitten.
“Wat maak jij een mooi geluid,” bewondert Alffartje. Het diertje is verlegen en zijn lange voelsprieten hangen slap naar beneden. “Dank je wel, ik speel graag op mijn viool,” fluistert het diertje. “Wat is dat een viool? En wie ben jij eigenlijk en waar kom je vandaan?” vraagt de nieuwsgierige blauwe vogel. “Oei, zo veel vragen,” zucht het diertje. “Mag ik bij je komen? Dan zal ik het vertellen.” Even later zitten ze samen gezellig op een boomstronk. En het diertje vertelt…
“Ik ben Krisje en ik ben een krekel. Samen met mijn vele vrienden woon ik in een holle boom een heel eind verder in het grote bos. Het geluid dat ik maak, is muziek. Ik maak muziek door op mijn viool te spelen” Alffartje zit met open mond te luisteren. “Ik ben wel een beetje speciaal. Andere krekels sjirpen door met hun vleugels tegen elkaar te slaan en zijn ’s nachts wakker, maar ik niet. Ik slaap ’s nachts en speel heel graag op mijn viool. En wie ben jij?”
Alffartje is ook verlegen en zijn grote bruine kam hangt een beetje slap. En ook hij vertelt…
“Ik ben Alffartje en ik ben ook heel speciaal. Ik kakel als een kip, waggel als een eend, fluit en vlieg als een vogel. De Alffarhoeve is mijn thuis en ik woon aan de rand in de holle knotwilg. Al de dieren van de Alffarhoeve zijn mijn vrienden.”
Het wordt even heel stil…
Krisje Krekels voelsprieten staan weer mooi rechtop. “Dan lijken wij een beetje op elkaar,” giechelt hij, “twee speciallekes.” Alffartjes bruine kam staat ook weer mooi rechtop. “Ja een beetje wel hé. Kan jij ook vliegen Krisje?” vraagt hij. “Ja zeker! En ik kan ook springen,” juicht Krisje. “En ik kan mooie liedjes fluiten,” zegt Alffartje. “Oh fantastisch!” roept de kleine krekel.
Krisje neemt zijn viool stevig vast en speelt zijn mooiste lied. En Alffartje fluit er een vrolijk deuntje bij.
De twee speciale vrienden zijn super enthousiast. Ze worden vast de beste maatjes.
Ondertussen is het laat en donker geworden. “Ik hoop dat ik mijn weg naar het grote bos nog vind bij het licht van de volle maan,” zucht Krisje ongerust. “Je mag altijd bij mij in de knotwilg blijven slapen. Er is plaats genoeg,” stelt Alffartje voor.
“Echt? Dat zou fantastisch zijn. Dan vertrek ik morgen bij zonsopgang naar het grote bos,” zegt Krisje blij.
Zogezegd, zo gedaan.
Na een zalige nachtrust op een zacht bedje van bladeren, vertrekt Krisje naar het grote bos. De vrienden spreken af om elkaar binnenkort weer te zien. Als Alffartje de prachtige vioolmuziek dan hoort, weet hij dat Krisje Krekel op bezoek is. “Ik hoop dat hij vlug terugkomt,” denk Alffartje luidop. Zijn bruine kam staat mooi rechtop.
Zoals elke morgen vliegt Alffartje naar het kippenhok voor zijn ontbijt. “Is er nog iets over om te smullen?” lacht Alffartje als hij de dametjes ziet pikken. “Tok tok tok, ja hoor. We laten altijd wat over voor jou,” kakelt een grote witte kip.
Als zijn buikje goed gevuld is, vliegt Alffartje naar de pipowagen. Op het trapje geniet hij van de prachtige natuur en zijn vele vrienden.
Het is een enorm winderige dag vandaag. De deur van de pipowagen is opengevlogen en staat op een kier…
“Hoe zou het daarbinnen zijn?” denkt Alffartje. Hij zit bijna elke dag op het trapje maar in de pipowagen is hij nog nooit geweest. De deur is altijd toe. Heel voorzichtig duwt hij ze verder open. Alffartje aarzelt. “Mag dat wel van baasje Bart en baasje Ingeborg?” vraagt hij zich af. Hij is zo nieuwsgierig…
Hij duwt de deur helemaal open en vliegt naar binnen. Verbaasd kijkt hij rond. Er staan kleine tafeltjes en blauwe zetels. Maar wat hangt daar aan de muur? En wat staat daar op de zetel? Alffartje begrijpt er niets van. Hij heeft in het water van de eendenvijver zijn spiegelbeeld al eens gezien. Daarom weet Alffartje hoe hij eruitziet. Maar hier zijn zo veel Alffartjes! Hij bekijkt ze allemaal van heel dichtbij. “AMAI SEG WAW! Hoe mooi is dit allemaal!” juicht Alffartje. Zijn grote bruine kam staat weer mooi rechtop… tot hij een stem hoort. “Ja, die kunstwerken zijn prachtig hé,” lacht BB. “Oei,” schrikt Alffartje, “ja… de deur stond open en ik wilde graag eens binnenkijken,” zegt hij met een bibberstemmetje. Zijn bruine kam hangt weer helemaal slap.
“Dat is ok hoor Alffartje, je mag hier altijd komen. Je moet echt niet bang zijn,” lacht BB. “Zo mooi allemaal die Alffartjes? Heb jij die gemaakt?” wil Alffartje weten. “Nee, nee, dat zijn kunstwerkjes van kinderen die hier soms op bezoek komen,” zegt BB terwijl hij naar buiten stapt. Alffartje waggelt achter hem aan.
Even later spreidt hij zijn vleugels en vliegt een eindje verder terwijl hij met zijn rechtervleugel naar BB zwaait.
“Wat is hier aan de hand?” vraagt Alffartje zich af, als hij aan de rand van de Alffarhoeve een groepje kinderen hoort lachen en roepen van plezier. Ze lopen allemaal op hun blote voeten. Ook lopen ze door modder en nog een heleboel andere dingen. Alffartje volgt hen vanop een veilige afstand. Op het einde van hun tocht staan rode emmertjes met water waar ze hun voeten instoppen.
Onze nieuwsgierige blauwe vogel wil dit ook wel eens proberen maar weet niet goed hoe.
Hij vliegt terug naar de pipowagen, waar BB nog op het trapje zit samen met de honden.
“Hé Alffartje ben je al terug? Miste je me al?” lacht BB. Alffartje schrikt niet van Quiroz en Ramon want hij weet dat ze wel groot maar heel lief zijn.
Alffartje vertelt wat hij gezien heeft. “Ik wil dat ook wel eens proberen. Het lijkt me zo leuk,” zegt hij verlegen. “Maar dat is fantastisch!” juicht Bart. “Dat is ons ‘blotevoetenpad’ maar voor jou is dat dan het ‘gelepotenpad’. Kom, ik zal je tonen waar je moet beginnen. Maar niet vliegen hé. Altijd met je poten op de grond blijven.”
BB stapt naar een houten pijl waar twee voetjes opstaan. “Nu mag ik nog vliegen hé?” vraagt Alffartje die BB niet kan volgen. “Nog eventjes, maar vanaf de pijl met nummer 1, moet je stappen.” lacht BB. Alffartje vliegt en landt op de pijl. “Zo een pijl wijst je de weg,” vertelt BB,” het puntje wijst naar daar. Die kant moet je uit. Onderweg zal je er veel zien en als je ze allemaal goed volgt heb je heel het gelepotenpad gedaan. En niet vliegen hé,” zegt BB streng. “Ok,” zegt Alffartje vastbesloten. Hij vliegt naar pijltje 1 en al waggelend gaat hij op stap.
Met zijn grote gele poten stapt hij door takjes en over balkjes. Dapper probeert hij over de houten paaltjes te stappen maar dat lukt niet. Daarom vliegt hij even. “Oef,” zucht Alffartje ongerust terwijl zijn bruine kam een beetje slap hang, “niemand heeft me gezien.”
De wiebelbrug is ook veel te moeilijk voor Alffartje en ook daar vliegt hij over. De lange balk tussen de grote stenen gaat prima. Met zijn bruine kam helemaal rechtop, waggelt Alffartje naar de overkant.
Dan komt hij aan de zandweg. “Hi hi, dat kriebelt tussen mijn tenen,” giechelt Alffartje. Wanneer hij achteromkijkt en zijn pootsporen ziet, staat Alffartje verbaasd te kijken met zijn kopje een beetje schuin. De stukken met water en modder wil Alffartje ook niet doen. Hij houdt helemaal niet van natte poten. Zijn pootjes wassen, doet hij daarom ook niet.
“Best wel moeilijk dat gelepotenpad. Ik word daar zo moe van,” zucht onze kleine gele vogel.
Hij vliegt naar een stoeltje dat aan de kant staat om zijn poten proper de wrijven met zijn linkervleugel.
“Hé, Alffartje wat zit jij hier te doen?” klinkt een lieve stem…
Wordt vervolgd…