“Eindelijk is het gestopt met regenen,” zucht Alffartje als hij naar de zonsopgang kijkt. De zon weerspiegelt in een reuzegrote plas. De voorbije nacht was heel onrustig. De wind en de regenbuien maakten veel lawaai waardoor Alffartje niet kon slapen. Hij kroop diep weg onder zijn deken van afgevallen bladeren, maar het bleef koud en nat en de wind maakte akelige geluiden. De Alffarhoeve ligt er een beetje triestig bij. De dieren komen niet vaak buiten. Ze schuilen voor de regen, de wind en de kou.
Als Alffartje naar de kippen vliegt voor zijn ontbijt, ziet hij de dappere dames scharrelen en pikken tussen de natte afgevallen bladeren. Hij landt tussen de kippen. “Goeiemorgen, wat zoeken jullie daar,” vraagt Alffartje. “Tok tok tok lekkere regenwormpjes. We vinden er veel na al die regen,” kakelt een witte kip blij. “Goed voor jullie. Maar al die modder en natte bladeren vind ik toch maar niets,” zeurt Alffartje terwijl hij de bladeren van zijn grote gele poten schudt. Hij lust geen regenwormen, neemt zijn ontbijt in het kippenhok en geniet van de graantjes.
Zoals elke morgen brengt hij ook de ganzen een bezoekje. Hij landt net naast één gans en waggelt een eindje mee. “Lastig hé die bladeren die aan onze poten plakken,” zucht Alffartje. “Nee hoor, da’s geen probleem. Ik spring even in het water en mijn poten zijn weer proper,” lacht de eend. “In dat koude water!” roept Alffartje verbaasd. “Brrr die regen, die kou, die modder… echt niets voor mij,” bibbert hij en zijn bruine kam hangt helemaal slap.
Alffartje spreidt zijn vleugels en vliegt tot bij de alpaca’s die samen genieten van de zon. “Lekker weertje hé,” humt André. “Helemaal niet, ook al schijnt de zon nu, ik vind het veel te koud en veel te nat,” zucht Alffartje, “jullie hebben een warme wollen jas maar die heb ik jammer genoeg niet.”
Terwijl de zon nog schijnt, brengt hij ook een bezoekje aan de schapen. Die staan in het droge hooi en smullen van de bieten. Ook zij hebben geen last van de kou met hun dikke wollen jas.
Even later verdwijnt de zon achter een donkere grijze wolk. En het wordt kouder.
Op weg naar de holle knotwilg ziet hij de geiten die beschutting zoeken in de hutten. “Zou het daar lekker warm zijn?” denkt Alffartje luidop. Maar net als hij wil landen, begint het weer keihard te regenen. Alffartje vliegt pijlsnel naar de wilg. Net op tijd want nu valt de regen weer met bakken uit de lucht. Alffartje is zo verdrietig. Hij is de kou en de regen echt beu! In de holle knotwilg, onder het dekentje van bladeren, ligt Alffartje voor zich uit te staren. Zijn bruine kam hangt slap en hij denkt heel diep na…
Een eindje verderop is een eekhoorntje druk in de weer met het aanleggen van zijn wintervoorraad. Terwijl hij een hazelnootje vasthoudt met zijn twee kleine pootjes, kijk hij rond. Deze winter wil hij de walnoten, hazelnootjes en eikels samen bewaren. Da’s wel slim want vorig jaar verstopte hij ze op verschillende plaatsen en… vond hij niet veel terug.
Het eekhoorntje springt van tak naar tak tot bij de knotwilg. Maar daar ligt Alffartje stilletjes te snurken. “Daar is precies wel veel plaats,” juicht hij en springt op de tak vlak bij de holte. “Oh nee, da’s hier niet vrij,” zeurt het eekhoorntje als hij naar binnen kijkt. “Binnenkort wel” roept Alffartje die ondertussen is ontwaakt. “Echt?” vraagt het eekhoorntje. “Ja hoor. Ik vertrek morgen. Ik vlieg naar een plaats waar het warmer, droger en zonniger is. Daar blijf ik tot het weer lente wordt,” vertelt Alffartje. “Oh, ga jij dan de dieren van de Alffarhoeve niet missen?” vraagt het eekhoorntje bezorgd. “Natuurlijk wel maar als ik hier blijf word ik ziek van de kou en de regen want daar kan ik echt niet tegen. En nu ik weet dat er voor mijn huisje gezorgd wordt, kan ik gerust vertrekken,” lacht Alffartje. “Da’s beloofd, ik zal er heel goed voor zorgen,” roept het eekhoorntje terwijl hij een grote sprong neemt op zoek naar wat lekkers.
Alffartje heeft besloten om de dag na volle maan te vertrekken.
Die avond staat hij zijn drie beste vrienden op te wachten. Alffartje is heel onrustig. Hij vindt het moeilijk om afscheid te nemen maar het kan echt niet anders.
“Hé Alffartje, hier zijn we weer,” balkt Chepito, “We zagen je weer heel goed staan bij de volle maan. Maar waarom hangt je bruine kam zo slap?” Ook Schanulleke en Chloë zijn bezorgd. “Ik vertrek morgen naar een warmere plaats voor de winter. De kou en de regen, daar kan ik niet tegen. Ik word daar ziek van en daarom ga ik jullie voor enkele maanden verlaten. In de lente kom ik terug. Maar ik ga jullie wel heel erg missen,” zucht Alffartje. “Oh da’s jammer. We gaan jou ook heel erg missen,” knort Chepito, “maar we begrijpen het wel. Iedereen hier op de Alffarhoeve zal je missen. Ook onze mensenvrienden.” “En wanneer vertrek je?” mekkert Schanulleke. “Morgen na het ontbijt kom ik nog eens langs bij al mijn vrienden om afscheid te nemen,” zucht Alffartje.
“Oh ja en in die tijd komt er een eekhoorntje in de holte van de knotwilg wonen. Hij zocht een grote plaats om zijn wintervoorraad op te slaan. En zo kan hij ook voor mijn huisje zorgen,” vertelt de kleine blauwe vogel.
Als de vrienden vertrokken zijn naar hun slaapplaats, blijft Alffartje nog even buiten zitten. Hij geniet van het licht van de volle maan dat de kale bomen en de afgevallen bladeren zilver en goud kleurt. Prachtig! “Brrrr koud koud koud,” rilt Alffartje en kruipt onder zijn dekentje van bladeren dat hij toch niet warm genoeg vindt.
De volgende morgen, net na zonsopgang, staat er bij de knotwilg al iemand te wachten. Het is het eekhoorntje dat op de grond, voor de knotwilg, al een hoopje noten heeft klaargelegd. Hij wacht op Alffartje die nog heel stilletjes ligt te snurken. De kleine deugniet huppelt naar binnen en met zijn grote pluimstaart kriebeltje hij aan Alffartjes grote oranje bek. “Hatsjie, hatsjie, hatsjie!” Het eekhoorntje springt achteruit. Was me dat schrikken. “Is het al tijd om op te staan?” geeuwt Alffartje als hij zijn ogen opent en zijn kleine vriendje ziet. “Ja het is zeker tijd. Ik heb al veel nootjes verzameld,” antwoordt het eekhoorntje. “Wat ben jij ongeduldig,” lacht Alffartje, “ik kan niet rap genoeg vertrekken. Ik ga wel eerst ontbijten en nog afscheid nemen van mijn vrienden. Gooi je nootjes maar naar binnen. Straks zal ik nog even helpen voor mijn vertrek.”
Alffartje geniet van een lekker ontbijt bij de kippen en de ganzen. Dan is het tijd om afscheid te nemen van zijn beste vrienden.
Chloë, Schanulleke en Chepito staan hem al op te wachten. Alffartje neemt niet graag afscheid, maar hij heeft het beloofd. Het is zo grappig. Bij alle drie zijn vrienden komt hij heel dichtbij en doet hij neuzeneuze. Heel voorzichtig want Alffartjes bek is best wel scherp. Zo nemen de dieren afscheid op de Alffarhoeve.
Nu nog langs de knotwilg waar het eekhoorntje druk bezig is met het binnenbrengen van zijn wintervoorraad. Alffartje helpt nog even mee en dan is het tijd om te vertrekken. “Goeie reis!” roept het kleine vriendje, “en wees gerust ik zorg goed voor je huisje.” Alffartje spreidt zijn vleugels en zwaait naar het eekhoorntje terwijl hij een traantje wegpinkt.
Als hij over de Alffarhoeve vliegt staan de dieren hem op te wachten. “Daaaag Alffartje tot volgende jaar in de lente.” Ze zwaaien hem uit. Alffartje zwaait terug en pinkt nog een traantje weg…
Ik ga het missen de mooie verhaaltjes.