Het is eind januari en putje winter. ‘s Nachts vriest het waardoor er ’s morgens prachtige taferelen te zien zijn. In de tuin steken de bevroren grassprietjes hun kopjes op alsof ze willen zeggen ‘stap niet op mij, want dan breek ik.’
Wanneer Sverre’s morgens door het raam kijkt ziet hij een prachtige witte tuin. “Hé!” roept hij blij. Maar, “jammer,” zucht hij teleurgesteld. Terwijl Sverre de slaap uit zijn ogen wreef dacht hij sneeuw te zien. Maar wat een teleurstelling als hij ziet dat het gewoon gedauwd en gevroren heeft. Sverre wil zo graag de sneeuw zien om te sleeën, een sneeuwman te maken en sneeuwballengevechten te houden. Hij wacht al zolang…
“Wat een zuur gezicht Sverre en zeg jij geen goeiemorgen morgen bij het opstaan?” vraagt mama. “Het is geen goeie morgen,” zucht Sverre, ”ik wil dat onze tuin bedekt ligt met een dik pak sneeuw. Het is toch winter en bij winter hoort sneeuw.” Sverre moet niet naar school want het is zaterdag en mama en papa moeten ook niet werken. “Als de sneeuw niet naar ons komt, kunnen wij altijd naar de sneeuw gaan,” lacht papa. “Goed idee,” zegt mama, ”we gaan een dagje naar de Hoge Venen daar ligt een dik pak sneeuw.” Sverre kijkt verwonderd naar mama en dan naar papa. “Gaan we dat echt doen? Het is toch geen grapje hé?” vaagt hij ongelovig. “Het is helemaal geen grap. We gaan echt. Na het ontbijt, pakken we in en rijden we naar de sneeuw,” zegt papa heel serieus. “Fantastisch!” roept Sverre en tijdens het ontbijt maakt hij grote plannen…Een uurtje later vertrekken ze met auto, op weg naar de sneeuw.
Het wordt een fantastische dag. Vanuit de auto zien ze het ene prachtige winterlandschap na het andere. Er ligt op de paadjes tussen de bomen echt een heel dik pak sneeuw. Tijdens het wandelen zakt Sverre er diep in en laat duidelijke sporen na. De mooie blauwe lucht maakt alles sprookjesachtig mooi. Met z’n drietjes maken ze een lachende sneeuwman en een sneeuwballengevecht mag natuurlijk niet ontbreken. Mama bracht een mand mee met broodjes en warme chocomelk en dat smaakt heerlijk. Ze maken een picknickbank sneeuwvrij en genieten van een echte winterpicknick. In de late namiddag rijden ze weer naar huis. “Ik hoop dat het bij ons thuis nu ook nog eens gaat sneeuwen,” zegt Sverre, ”dan kan ik in de tuin ook nog eens een sneeuwman maken.”
Als het ’s avonds weer bedtijd is, neemt Sverre zoals avond een boek om nog wat de lezen. Hij geniet nog na van het dagje in de sneeuw en daarom neemt hij een boek over ‘Het Hoge Noorden’. Kazimir zit nog te wachten op het nachtkastje op de heel speciale nachtlamp. “Oh, ik was je weer bijna vergeten,” lacht Sverre. Hij zet zijn knuffel naast het boek. Hij opent het boek en terwijl het licht tussen de bladeren schijnt, spert Kazimir zijn ogen wijd open en zijn blauwe muts gaat rechtop staan. “In welk boek kijk je daar Sverre?” vraagt Kazimir. “Een boek over het Hoge Noorden. Daar ligt altijd sneeuw en daar wonen dieren die we hier niet zien. Ze wonen waar het altijd koud is en er altijd sneeuw ligt. Wij zijn vandaag een dagje naar de Hoge Venen geweest. Daar lag ook veel sneeuw, maar ik zou graag op een plaats wonen waar er altijd sneeuw ligt. Dat lijkt me fantastisch!” vertelt Sverre. En dan krijgt Sverre een schitterend idee… “Ga jij vannacht op avontuur?” vraagt hij aan Kazimir. “Wil jij nog eens gaan misschien?” lacht Kazimir. “Oh ja natuurlijk!” roept Sverre blij. Ondertussen is Sverre op de rand van zijn bed gaan zitten. “Weet je nog hoe het moet?” vraagt Kazimir. “Ja hoor. Ik moet in het licht van het boek kijken en de toverspreuk ‘Meteo Livio Recanto’ zeggen. Dan knijp ik mijn ogen stijf dicht en mag ze pas weer openen als ik een schok voel. En dan zal mijn avontuur beginnen. Voor de zon weer opkomt, moet ik weer op de plek zijn waar ik mijn ogen opende en mijn avontuur begon. Dan knijp ik mijn ogen weer stijf dicht en zeg de spreuk achterstevoren ‘Recanto Livio Meteo’. Als ik dan weer een schok voel, zal ik terug zijn. “Dat heb je goed onthouden maar vandaag gaat het anders zijn. Tijdens je avontuur zal het dag zijn en je moet terugkomen wanneer het daar donker wordt. Onthoud dat heel goed!” zegt Kazimir streng.
Sverre kijkt in het licht van het boek en zegt de toverspreuk, ‘Meteo Livio Recanto’, en knijpt zijn ogen stijf dicht. Hij krijgt weer een heel raar gevoel, alsof hij vliegt. Dan een schok en Sverre staat weer met zijn twee voeten op de grond. Of niet op de grond…
Als Sverre zijn ogen opent, staat hij op een trapje. Elke trede is bedekt met een laagje sneeuw. En hij heeft weer zijn warme kleren aan. Het belooft weer een spannend avontuur te worden. Maar waar is Sverre nu eigenlijk? Zou hij terug in de Hoge Venen zijn, waar hij met mama en papa geweest is? “Het ziet er hier toch wel anders uit en brrrrr… het is ook een heel pak kouder. Daar bovenaan op het trapje heeft Sverre een prachtig uitzicht. “GRRRR GRRRRR!” hoort hij plots. Het luide gebrom komt van achter Sverre. Hij blijft stokstijf staan en durft niet achterom te kijken… En dan komt het gegrom dichterbij. Maar het klinkt veel stiller en rustiger. Voorzichtig maar toch nog bang kijkt Sverre achterom…
“Oooooo, een ijsbeer. Waar komt die vandaan?“ Hij is zo geschrokken maar als hij naar de ijsbeer kijkt, is hij niet bang meer. Hij kijkt zo lief. “Ik ben hier zeker niet in de Hoge Venen. Zou ik misschien in het Hoge Noorden zijn, zoals in mijn boek?” vraagt Sverre zich af. “Grrr, inderdaad, jij bent hier bij ons in het Hoge Noorden waar er altijd sneeuw ligt en het altijd koud is,” antwoordt de ijsbeer. “Oh nee, jij kan praten!” roept Sverre verrast. “Grrr en jij kan ook praten,” lacht de ijsbeer. “Gekke beer,” lacht Sverre, maar het is zo ongelofelijk leuk dat we elkaar kunnen verstaan.” Ondertussen is Sverre naar beneden gekomen en bij de ijsbeer in de sneeuw gaan staan. Hij vertrouwt hem helemaal. “Grrr maar vertel eens jongeman, wat kom jij hier eigenlijk doen? Hier bij ons in het Hoge Noorden zien we niet vaak mensen. Alleen de Eskimo’s komen hier om op ons te jagen voor onze pels en ons vlees.” Als Sverre vertelt hoe hij daar terecht gekomen is, begrijpt de ijsbeer het wel. En weet hij zeker dat Sverre hem geen kwaad wil doen.
“Wat heb jij geluk, meneer ijsbeer, jij kan altijd in de sneeuw spelen. Waar ik woon, sneeuwt het heel af en toe eens in de winter. Maar daar blijft de sneeuw nooit lang liggen. Jullie kunnen altijd sneeuwmannen maken en sneeuwballengevecht houden. “Een sneeuwman? Sneeuwballengevecht? Nog nooit van gehoord,” zegt meneer ijsbeer verwonderd. “Ik kruip graag rond in de sneeuw en rollebollen om mijn vacht proper te maken. En weet je dat er onder dit pakje sneeuw een dikke laag ijs ligt?” Daar schrikt Sverre toch wel even van. “Is dat dan niet gevaarlijk? Gaan we daar niet doorzakken?” vraagt hij. “Nee nee, da’s wel enkele meters dik,” lacht de ijsbeer. Ginder verder is het pakijs en dat kan voor jou wel gevaarlijk zijn. Dat zijn stukken ijs die op het zeeoppervlak drijven. Van daar kunnen we in de zee
springen om diep in het water voedsel te zoeken. “Brrrr…in dat ijskoude water?” vraagt Sverre. “Oh maar dat voelen wij niet hoor, we hebben een hele dikke jas aan, “lacht de ijsbeer. “En woon jij hier helemaal alleen, meneer ijsbeer?” vraagt Sverre. “Nee, hier wonen nog veel dieren en die houden allemaal van de sneeuw en de kou. Kijk, daar komt mama ijsbeer net aan met haar jongen,” zegt de ijsbeer.
Sverre wil wat dichterbij gaan, maar kijkt even achterom. “Ik zal het trapje gemakkelijk terugvinden als ik terugkom, gewoon mijn voetstappen volgen in de sneeuw en dan kom ik er vanzelf,” denkt Sverre. En dan op een groot stuk pakijs ziet hij mama ijsbeer met haar twee jongen. “GRRR! GRRR!” mama ijsbeer gromt heel luid. Sverre schrikt en loopt een heel eind naar achter. “Je moet niet bang zijn Sverre, dat doet ze om haar jongen te beschermen. Blijf maar in mijn buurt dan doet ze je niets,” zegt meneer ijsbeer. Sverre vindt de ijsberen fantastisch zeker het kleintje dat ligt te rollebollen in de sneeuw. Maar hij wil ook andere dieren zien die hier in het Hoge Noorden wonen. Daarom neemt hij afscheid van meneer ijsbeer en gaat verder op pad . “Straks kom ik terug langs hier want ik moet terug naar het trapje gaan om weer naar huis te geraken hé,” zegt Sverre terwijl hij vertrekt.
Sverre geniet van zijn tocht door de sneeuw. Het sneeuwlandschap is prachtig. De witte sneeuw en de blauwe lucht en een lang spoor van Sverre’s voetstappen. Maar dan ziet hij boven op een rots een reusachtig sneeuwluipaard. “GRRRAUW!! GRRRAUW!!” Sverre verstijft van de schrik. Maar ook het luipaard is geschrokken en zet het op een lopen. Voor hij tussen de besneeuwde struiken verdwijnt, kijk hij nog even om… “GRRRAUW!! GRRRAUW!!” “Oef,” zucht Sverre opgelucht, “die is weg. Het is hier best wel gevaarlijk hier in het Hoge Noorden.” Als Sverre weer rustig is, wandelt hij verder… Hij kijkt achterom naar het lange spoor van voetstappen in de sneeuw. Maar even later wordt de blauwe lucht lichtgrijs en begint het te sneeuwen…
De sneeuw belemmert het zicht en Sverre weet niet goed meer waar hij is. Hij zet nog enkele stappen en struikelt over iets dat in de sneeuw ligt. “AUW!! AUW!!” In de sneeuw ligt een witte harige bol. “Kijk waar je loopt hé!” roept een poolvos die lag te slapen in de sneeuw. “Oei, sorry, sorry, ik had je niet gezien,” zegt Sverre geschrokken. “Da’s ook de bedoeling hé,” zegt de poolvos streng,” daarom ben ik ook een witte poolvos.” Sverre heeft wel al eens een vos gezien, maar een witte nog nooit. “Inderdaad jij bent goed gecamoufleerd. Ik heb je toch geen pijn gedaan hé?” vraagt Sverre ongerust; “Nee hoor, ik kan wel tegen een stootje,” lacht de vos,” Maar wie ben jij eigenlijk en wat doe je hier?” Sverre vertelt het hele verhaal maar als hij kijkt van waar hij gekomen is, wordt hij bang. “Mijn voetsporen zijn verdwenen!” roept hij geschrokken. “Het heeft gesneeuwd hé Sverre. Jouw sporen liggen onder een laagje sneeuw,” zegt de poolvos. “Oh nee, ik moet voor het donker terug aan het trapje zijn. En nu weet ik de weg niet meer terug. Kan jij me helpen?” vraagt Sverre aan de poolvos. “Daar ben ik echt niet goed in. Sorry, ik verdwaal zelf wel eens. Maar we zullen het aan het sneeuwkonijn vragen. Die is daar heel goed in. Hij woont hier een eindje verderop,” zegt de poolvos terwijl hij samen met Sverre op weg gaat.
Ondertussen is het gestopt met sneeuwen en is de lucht weer prachtig blauw.Een eindje verder ligt een sneeuwkonijn te genieten in de zon. Als hij Sverre en de poolvos ziet afkomen, verstopt hij zich achter een bergje sneeuw. Zijn oren liggen plat, hij is bang. “Hé konijn, kan jij ons helpen? Mijn vriend hier is verdwaald,” roept de poolvos. Voorzichtig komt het sneeuwkonijn dichterbij. Sverre vertelt weer zijn verhaal en als hij zegt dat hij voor het donker weer aan het trapje moet zijn, krabt het sneeuwkonijn achter zijn lang wit oor.
“Tja, het trapje… da’s het uitkijktorentje dat je bedoelt. Da’s hier wel een heel eind vandaan. Maar ik kan je wel al op de goede weg zetten. Volg me maar,” zegt hij. Sverre neemt afscheid van de poolvos en rent achter het sneeuwkonijn dat met grote sprongen door de sneeuw springt. “Niet zo vlug! Ik kan je niet volgen!” roept Sverre. “Oh sorry, ik was vergeten dat jij trage benen hebt,” lacht het konijn. Nu neemt hij kleine sprongetjes en Sverre volgt hem op de voet.
“Is dit de ijsbeer die je gezien hebt?” vraagt het sneeuwkonijn als ze een ijsbeer met haar kleintje zien zitten op een groot stuk pakijs. “Nee, meneer ijsbeer was helemaal alleen en was groter. Deze heb ik nog nooit gezien. Ik zag wel een mama ijsbeer maar die had twee jongen,” zegt Sverre een beetje triestig. “Weten jullie soms de weg naar het trapje?” vraagt het sneeuwkonijn aan de ijsberen. “Ze kijken heel verwonderd naar Sverre en schudden allebei met hun witte kop. En genieten verder van een grote vis die ze net gevangen hebben.
Sverre en het sneeuwkonijn zoeken dapper verder want het wordt steeds later en later. Ze stoppen weer als ze bij een ander groot stuk pakijs komen waar een andere ijsbeer met drie jongen op zit. Sverre is heel moe en wil wat uitrusten in de sneeuw. Daarom besluit het sneeuwkonijn alleen naar de ijsberen toe te gaan. Hij vertelt Sverre’s verhaal maar ook zij kunnen hem niet helpen. Maar ze kennen wel iemand die dat vast en zeker wel kan.
“En?” vraagt Sverre ongeduldig als het sneeuwkonijn terugkomt,” weet je de weg naar het trapje?” Als het sneeuwkonijn zijn kopje heen en weer schudt, wordt Sverre heel ongerust. “Maar de ijsberen vertelden me bij wie we moeten zijn,” zegt het sneeuwkonijn blij, ”kom maar mee.”
“Ok,” zucht Sverre, ”ik hoop het echt want het is bijna donker.” Sverre volgt het sneeuwkonijn dat een eindje in een klein bos vol sparren springt. “Oehoeh! Oehoeh!” roept het sneeuwkonijn. Een konijn dat roept als een uil? Dat heeft Sverre nog nooit gezien of gehoord. “Oehoehoeh, oehoehoeh,” er komt een antwoord van tussen de takken van een besneeuwde spar. “Wie maakt er mij wakker? Het is nog te vroeg, het is nog geen nacht” klinkt de boze stem van een prachtige sneeuwuil. “Ik ben het, sneeuwkonijn. Sorry dat ik je wakker maak maar we hebben een heel groot probleem en jij bent de enige die ons kan helpen.” Sverre vertelt het grote probleem en de sneeuwuil is direct bereid om te helpen. “Ja hoor, ik weet waar het trapje is. Het is niet zo ver van hier. Volg me maar,” zegt de sneeuwuil. Sverre neemt afscheid van het sneeuwkonijn en zet het op een lopen. De sneeuwuil vliegt heel laag zodat Sverre hem goed kan zien.
“Oh kijk daar! De ijsbeer met de twee kleintjes. We zijn er bijna!” roept Sverre blij. Hij bedankt de sneeuwuil en zegt nog even dag tegen de ijsberen. En dan haast hij zich naar het trapje. De treden zijn glad van de sneeuw en Sverre schuift een paar keer weer naar beneden.
“Eindelijk,” zegt Sverre met een diepe zucht als hij boven staat. Hij denkt diep nu en zegt de spreuk: “Recanto Meteo Livio.” Sverre krijgt weer dat raar gevoel. Het lijkt wel of hij vliegt. Even later voelt hij een schok en voorzichtig opent hij zijn ogen… Sverre ligt in zijn bed. Het is nog donker in zijn kamer. “Welkom terug! Hoe was het avontuur?” vraagt Kazimir. “Prachtig! Maar o zo spannend,” zucht Sverre. Hij is nog steeds onder de indruk. Maar daar komt mama de trap op. Hij doet vlug het lichtboek toe. Kazimir gaat er bovenop zitten en sluit zijn ogen. Zijn blauwe muts hangt weer slap. “Sverre, opstaan! Goeiemorgen, goed geslapen?” vraagt mama. “Ja hoor, en ik had weer een prachtige droom,” lacht Sverre. Als mama de kamer uit is, doet Kazimir zijn ogen weer open en zijn muts staat weer rechtop. “Was het echt zo spannend?” vraagt hij ongeduldig. “Ik zal het je vanavond allemaal vertellen.” Sverre haast zich naar beneden. “Kijk eens naar buiten,” lacht mama. Het heeft vannacht gesneeuwd en er ligt echt een dik pak sneeuw. “Fijn dat het zondag is, kunnen we hier ook een wandeling maken, sneeuwballen gooien en sneeuwmannen maken,” zegt papa. “Nee, geen sneeuwmannen. Ik ga een ijsbeer maken of een sneeuwluipaard of een poolvos of een sneeuwkonijn of een sneeuwuil.” Papa kijkt verwonderd. “Weet jij dan hoe die er allemaal uitzien?” vraagt hij. “Euh, ja hoor. Die staan allemaal in mijn boek van het Hoge Noorden,” vertelt Sverre.