Edison ezel en zijn vrienden hebben een hele dag in het bos doorgebracht. Ze hebben genoten van de prachtige natuur en kennisgemaakt met de bosbewoners. Een eekhoorntje, een vos, allerlei vogels, konijntjes, muizen en ze hebben ook een egel gezien. Het wordt stilaan donker en ze gaan op zoek naar een slaapplaats voor de nacht. “Midden in het bos heb ik een huisje zien staan. Misschien kunnen we daar slapen?” zegt Valeir de vogelverschrikker. “Goed idee! Wijs ons de weg!” lachen Edison en Kootje.
Als ze bij het huisje komen, gaan ze voorzichtig naar binnen. “Is er iemand thuis?” vraagt Edison. Er is niemand. Het is eigenlijk geen huisje maar een stal waar de dieren uit het bos komen schuilen als het regent of heel koud is. “Dit is wel ok voor één nacht en morgen gaan we dan weer op stap,” zegt Edison. Slapen lukt niet echt. “Het is hier nog zo licht wanneer gaat het nu eindelijk donker worden?” vraagt Kootje. “Doe je oogjes toe, dan is het toch donker,” lacht Edison. Door de spleten van de stal schijnt er toch wel heel veel licht naar binnen.
“Kom eens kijken,” zegt Valeir, ”het is volle maan. Daarom is het nog zo licht buiten.” Edison en Kootje komen kijken. “Mooi hé, die volle maan. Hé kijk daar vliegt een vogel voor de maan,” zegt Kootje. “Dat is geen vogel, dat is… ik weet eigenlijk niet wat het is,” zegt Edison verwonderd. “Hij vliegt, dan is het toch een vogel?” zegt Kootje, “kijk, hij vliegt weer voor de maan. En nu zit hij daar bij die boom.” Heel voorzichtig sluipen ze dichterbij. “Dag beest, of ben je geen beest. Iemand als jij is er hier nog nooit geweest,” fluistert Edison verbaasd. Zoiets hebben ze nog nooit gezien.
Tegen de boom hangt een dier en dat hangt ondersteboven. Het heeft hele grote vleugels. “Dag allemaal, ik ben Dora, de vleermuis. Hebben jullie nog nooit een vleermuis gezien?” vraagt ze. “Nee,” zeggen ze samen. “Een vleermuis? Ben jij dan een muis met vleugels en hang jij altijd ondersteboven?” vraagt Edison. “Nee ik ben geen muis, en ja ik hang altijd ondersteboven aan mijn achterpoten. Omdat ze krom zijn kan ik er niet goed op staan. Ik hou me vast met de nagels van mijn tenen. Maar ik heb ook armen en handen, kijk maar,“ vertelt Dora.
Ze vouwt haar vleugels helemaal open. Nu zien ze goed dat de grote vleugels vast zitten aan de armen en aan de handen. En verder nog aan de achterpoten en aan de staart. “Zo grote vleugels heb ik nog nooit gezien,” zegt Valeir verwonderd. Dora vliegt nu een eindje door het bos. Onze vrienden staan te kijken met hun mond open. “Prachtig! Maar waarom hebben we je vandaag niet gezien in het bos?” vraagt Edison. “Wij vleermuizen slapen overdag want we houden niet van licht. We worden wakker als de zon onder gaat. Maar we zien wel heel goed in het donker. “Maar nu is het niet echt donker hé,” lacht Kootje, ”het is volle maan.” Terwijl Dora met de vrienden praat, komen er nog vleermuizen aangevlogen. “Alleen bij volle maan kunnen jullie ons goed zien. Ik moet nu afscheid nemen want ik vlieg mee met de anderen. Tot de volgende keer! Als het nog eens volle maan is, kom ik naar hier en dan breng ik mijn vrienden mee. Komen jullie dan ook?” vraagt Dora. “We zullen er zijn!” roepen de vrienden. Dora spreidt haar vleugels en vliegt mee met de andere vleermuizen. De volle maan schijnt nog altijd door de bomen. De vrienden zijn wel heel moe nu en gaan proberen om te slapen. “Het is wel nog licht maar als we onze ogen goed dichtdoen is het donker hé,” lacht Edison. Enkele minuten liggen later ze alle drie te slapen. En de vleermuizen die fladderen nog vrolijk rond voor de volle maan en soms gaan ze rusten tegen de bomen… ondersteboven.