Op een zonnige dag in september is Lander op wandel in het bos. Onder zijn arm draagt hij zijn tekenblok en zijn doos met kleurpotloden. Hij wandelt tot aan de rand van het bos waar de babbelboom staat. Hij gaat zitten op het stronkje met mos. Lander komt daar vaak om te tekenen. “Het is hier zo rustig en straks als het een beetje donker wordt, maak ik de babbelboom wakker en dan kunnen we vertellen,” denkt Lander. Een tijdje later begint het al te schemeren en Lander zegt de spreuk:
‘Biebbele babbele boe
Oren open en mondjes toe.
Het is geen grap, het is geen droom,
Luister naar de Babbelboom.
Letters, woorden, zinnen,
Laten we beginnen.’
Langzaam wordt de boom wakker en zegt: “Dag Lander, ik ben blij dat je op bezoek komt. Wat heb je daar bij?” Lander laat zijn tekenblok en zijn kleurpotloden zien.”Heb jij dat allemaal getekend?“ vraagt de babbelboom, ”jij bent een echte kunstenaar.” Lander wordt een beetje verlegen.”Ik doe mijn best. Ik zit hier al een tijdje en kijk… dit is mijn laatste tekening,” zegt Lander fier, ”weet jij wat dat is?” Lander toont zijn tekening.
“De boom fronst zijn voorhoofd van schors en denkt diep na. “Dat is… een kameleon.“ “Juist! Hoe weet jij dat? Heb jij dan ooit al eens echte kameleon gezien. Die leven toch niet in het bos?” zegt Lander verwonderd. “Nee, natuurlijk niet. Maar ik ben al heel oud en ik heb al heel veel verhalen gehoord van mensen die hier op het stronkje met mos kwamen zitten. Op een keer zat er een jongen die voorlas uit een boek over reptielen. Stiekem heb ik dan mijn ogen even opengedaan en meegekeken. Die kameleon vond ik het allermooiste. En de slang, die vond ik ook heel bijzonder,” vertelt de babbelboom. Lander bladert door zijn tekenblok.
“Kijk eens, een slang heb ik ook al eens getekend,” zegt hij. “Oh, prachtig. En hij kronkelt rond een tak,” lacht de boom, “jammer dat er geen slangen rond mijn takken kronkelen. Dat zou zo spannend zijn.” Lander bladert nog verder in zijn tekenblok. “Weet je, dat een kameleon en een slang eigenlijk een beetje op elkaar gelijken?” vraagt de babbelboom. “Op elkaar gelijken? Ze zijn helemaal anders. De kameleon heeft poten en een staart en een slang heeft dat niet,” zegt Lander verwonderd. “Luister even,” zegt de babbelboom, ”ik zal het je uitleggen.” Lander gaat weer zitten en luistert.
“Een slang en een kameleon zijn reptielen. Dat zijn dieren die kruipen en eieren leggen. Als een kameleon op de grond leeft, is hij bruin zoals de grond. Als hij in de bomen leeft is hij groen zoals de bladeren van de bomen. Die kleuren zijn schutkleuren. Zo vallen ze niet op en kunnen ze zich verstoppen voor hun vijanden. Er zijn ook slangen die zo een schutkleur hebben om zich te verstoppen als er gevaar is.”
Lander luistert geboeid. ”Jij weet er echt wel veel van. Ken je soms ook een verhaaltje over een kameleon en een slang?” vraagt Lander. De babbelboom denkt weer even diep na en fronst zijn voorhoofd van schors. “Natturlijk!” lacht de babbelboom en hij vertelt…
“Ver van hier in het oerwoud in Afrika leefden eens een kameleon en een slang. Ze leefden daar samen met nog heel veel andere dieren. De beste vrienden van de slang en de kameleon waren een krokodil, een papegaai en een schildpad. Als één van de vijf vrienden jarig was, speelden ze altijd een spel. En nu was de kameleon jarig. Hij koos om verstoppertje te spelen. Eén dier moest zich verstoppen terwijl de anderen telden. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 wie niet weg is, is gezien. En dan kon de zoektocht beginnen. De krokodil werd vlug gevonden omdat ze zo groot was. De papegaai hadden ze ook vlug gevonden. Het was voor hem heel moeilijk om zijn prachtig gekleurde veren te verstoppen. En de schilpad had bij 10 nog geen plaatsje gevonden. Ze was veel te traag.
En dan was het de beurt aan de slang. Terwijl de anderen telden, kroop hij in de hoogste boom. “Hij zal wel weer heel hoog in een boom zitten,” zuchtte de krokodil, ”en daar kunnen wij niet gaan zoeken.” Het was een werkje voor de kameleon en de papegaai. Het duurde heel lang voor ze hem vonden. Maar toen de slang zijn lange gespleten tong uit stak, had de papegaai hem gezien. En dan was het de beurt aan de jarige. De kameleon was een kampioen in het verstoppen. “1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 wie niet weg is, is gezien” klonk het in het oerwoud. De schildpad zocht op de grond, de krokodil dicht bij het water, de papegaai vloog in het rond en de slang kroop in de bomen. Maar ze vonden de kameleon niet. Na een uur zoeken gaven ze het op. “Kom maar tevoorschijn!” riep de krokodil, ”we kunnen je niet vinden, je hebt gewonnen!” Maar de kameleon kwam niet. De vrienden werden toch een beetje ongerust. Ze waarschuwden iedereen in het oerwoud over de verdwijning van de jarige. Alle dieren hielpen mee zoeken. “Waar zit hij toch? Ik ben zeker dat er iets heel erg gebeurd is.” snikte de slang. Op dat moment zagen ze iets bewegen. Een hoopje verdroogde bladeren schoof verder op de grond. “Eindelijk!” dat heeft lang geduurd, ”geeuwde… de kameleon. De vrienden schrokken zo hard maar waren super blij om hun vriend terug te zien. “Zat jij hier heel de tijd?” lachte de schilpad. “Euh, ik vond dit wel een leuke plaats. Dichtbij en niet hoog, dan kon iedereen me vinden,” zei de kameleon verbaasd, ”maar het duurde zo lang, dat ik in slaap gevallen ben.” De kameleon had wel de kleur van de bladeren gekregen. Daarom hadden de vrienden hem niet gevonden.
“Dat lukt altijd hé en kijk nu ben ik weer groen,” lachte de kameleon en hij ging tussen de groene blaadjes op de tak van een boom zitten.
Lander zit nog steeds op het stronkje met mos te luisteren naar de babbelboom. “Wat een leuk verhaal. Jij kan zo mooi vertellen,” geeuwt Lander. Ondertussen is het helemaal donker geworden aan de rand van het bos en de hoogste tijd om afscheid te nemen. “Dank je wel voor het mooie verhaal en tot de volgende keer,” zegt Lander. “Lekker slapen en maak maar veel tekeningen. Dan zal ik er een verhaal over vertellen,” lacht de babbelboom en hij sluit zijn ogen.