Op een zonnige dag in september is Lander op wandel in het bos. Onder zijn arm draagt hij zijn tekenblok en zijn doos met kleurpotloden. Hij wandelt tot aan de rand van het bos waar de babbelboom staat. Hij gaat zitten op het stronkje met mos. Lander komt daar vaak om te tekenen. “Het is hier zo rustig en straks als het een beetje donker wordt, maak ik de babbelboom wakker en dan kunnen we vertellen,” denkt Lander. Een tijdje later begint het al te schemeren en Lander zegt de spreuk:
‘Biebbele babbele boe
Oren open en mondjes toe.
Het is geen grap, het is geen droom,
Luister naar de Babbelboom.
Letters, woorden, zinnen,
Laten we beginnen.’
Langzaam wordt de boom wakker en zegt: “Dag Lander, ik ben blij dat je op bezoek komt. Wat heb je daar bij?” Lander laat zijn tekenblok en zijn kleurpotloden zien.”Heb jij dat allemaal getekend?“ vraagt de babbelboom, ”jij bent een echte kunstenaar.” Lander wordt een beetje verlegen.”Ik doe mijn best. Ik zit hier al een tijdje en kijk… dit is mijn laatste tekening,” zegt Lander fier, ”weet jij wat dat is?” Lander toont zijn tekening.
Lees verder “Wie niet weg is, is gezien”