Woef woef! Dag allemaal! Hier ben ik weer met een nieuw verhaal…
Op een avond lag ik te rusten op mijn kussen voor de houtkachel. Lekker warm en lekker zacht. Mijn favoriete plaatsje. Van daaruit kan ik alles goed horen en alles goed zien. En op die avond hoorde ik mijn baasjes praten. “Wanneer vertrekken we naar Samrée?” vroeg Kaat aan papa Ronny. “Morgenvroeg vertrekken we tot zondagavond,” antwoordde papa. “Joepie! En mag Sehla ook mee?” vroeg Kaat. “Natuurlijk mag ze mee. Het wordt haar eerste uitstap naar de Ardennen,” lachte papa. Kaat kwam bij mij op het kussen zitten. “Heb je het gehoord Selah? Morgen rijden we naar de Ardennen en jij mag mee! Daar kan je crossen in de bossen en met stokken spelen,” vertelde ze blij. Ik begreep er niet veel van. Crossen, bossen, Ardennen? Nog nooit van gehoord. Maar ze zei ‘rijden’, dan gaan we met de auto… “Woef, woef!” blafte ik blij. Dan gaat het weer kriebelen in mijn buikje.
En ja hoor, de volgende morgen vertrokken we met auto. Maar waar reden we naartoe? Geen idee.
“Het is lang rijden hé Selah?” zei mama Katrien een beetje bezorgd. Maar ik vond dat niet erg want na een tijdje viel ik in slaap. Na twee uur rijden, schrok ik wakker. “We zijn er!” riepen Fran en Kaat. Ik mocht uit de bench en sprong uit de auto. “Nu zijn we in de Ardennen in Samrée. En kom Selah, we gaan eerst een wandeling maken. Je hebt al veel te lang moeten stilzitten,” zeiden de meisjes. Ik wachtte tot ze mijn leiband gingen aandoen, maar dat deden ze niet. Ik mocht gewoon vrij rondlopen. Springen tussen de stammen en takken van omgevallen bomen vond ik super. “Kom Selah, nu gaan we crossen in de bossen!” riep Fran. Samen met Kaat begon ze hard te lopen en ik liep hen achterna. Zou dit nu crossen in de bossen zijn? Dat was superfijn!! Toen zag ik op de grond op het mos een grote stok liggen. Die moest ik hebben. Ik zette er mijn tanden in en trok zo hard ik kon. Maar ik kreeg hem niet los. “Dat is geen stok Selah,” lachte Fran, ”dat is een grote wortel van een boom.” Ondertussen had Kaat een echte stok gevonden. Ze gooide hem ver weg. Ik wilde hem hebben en rende erachter. Toen ik de stok stevig tussen mijn tanden had, riep Kaat “apport!” en dan bracht ik de stok terug bij haar. Flink hé!
Van al dat rennen kreeg ik grote dorst. Even verder hoorde ik het water kabbelen van een beekje. Voorzichtig stapte ik met één poot in het water. Brrrr, het water was koud. Nog een poot erbij… en drinken. Ik stapte nog een stukje verder in de beek. Maar daar was meer stroming in het water en dat maakte me toch een beetje bang. Ik wilde eruit maar wist niet goed hoe. Maar daar was Fran en die stond op het droge. “Kom Selah, kom langs hier!” riep ze. Fran toonde me de kortste weg en hop ik sprong weer op het droge. Oef, Fran had me gered en ik gaf haar een dikke lik op haar wang. “Gekke Selah!” lachte Fran terwijl ze haar wang droogwreef.
Daarna namen de meisjes me mee naar hun speelcaravan. Die staat achteraan in de tuin van het vakantiehuis. “Kijk eens Selah, dit ons huis en jij bent onze waakhond,” vertelde Kaat fier. Woef, woef, blafte ik maar ik verstond het niet zo goed. Wat is een waakhond? Het huis van de meisjes was prachtig. Een blauw huisje met een deur waarlangs we binnengaan en prachtige rode zetels om op te springen. “Oh Selah, niet doen!” riep Fran, ”je poten zien zo vuil!” Maar het was al te laat. Ik had de zetels vuil gemaakt. “Woef, woef, de volgende keer zal ik eerst mijn poten afvegen aan de mat. Woef woef!” beloofde ik aan de meisjes.
Op zondagavond reden we jammer genoeg terug naar huis. De volgende dag moesten de meisjes naar school en mama Katrien en papa Ronny moesten gaan werken. Maar ze beloofden dat we binnenkort nog eens gaan. Joepie! Dan kan ik weer crossen in de bossen van de Ardennen!
Enkele weken later was het krokusvakantie voor Fran en Kaat. Fantastisch, nu waren ze elke dag bij mij en konden we veel spelen.
En op een avond lag ik weer op mijn favoriete plaatsje. Op mijn kussen voor de houtkachel, lekker zacht en lekker warm. En ik hoorde mijn baasjes weer praten. “Het zal fantastisch zijn in Samrée. Het heeft daar gesneeuwd,” vertelde papa Ronny tijdens het avondeten. “Joepie!” riepen de meisjes. “Woef woef!” blafte ik blij. Naar Samréé! We gaan weer naar de Ardennen om te crossen in de bossen. Fran en Kaat kwamen samen bij mij op het kussen zitten. “Selah, morgen vertrekken we weer naar de Ardennen en het zal superleuk zijn want het heeft daar gesneeuwd!” vertelde Kaat enthousiast. “Dan gaan we stappen en rennen in de sneeuw en sleeën, sneeuwballen gooien en sneeuwmannen maken,” vertelde Fran. Woef, woef, maar ik verstond het weer niet. Wat is sneeuw, wat is een slee, wat is een sneeuwbal en wat is een sneeuwman? Pfff, ik moet nog veel veren. Maar ik ben benieuwd….
De volgende dag, na twee uur rijden kwamen we aan in Samreé. En ja hoor het kriebelde weer in mijn buikje. Ik was weer klaar voor een volgend avontuur en sprong blij uit de auto. Maar wat was dat? De grond was wit, koud en nat. Ik schrok ervan en ging een beetje verder dicht tegen een boom zitten. De baasjes kwamen ook uit auto en begonnen te lachen. “Dat heb je nog nooit gezien hé Selah,” lachte mama Katrien, ”dat is sneeuw.” Ok, dat was sneeuw, maar vanwaar komt dat. Ik keek naar boven en plets… er viel iets op mijn neus. Brrr, dat was koud en nat. Ah, dat was sneeuw, ik weet het weer.
Ik wilde bij de baasjes gaan maar dan moest ik door de sneeuw stappen. Pootje per pootje stapte ik naar hen toe. De sneeuw kraakte onder mijn pootjes en er vielen allemaal kleine dingetjes uit de lucht. “Dat zijn sneeuwvlokjes Selah,” zei papa Ronny, “straks zal er nog veel meer sneeuw op de grond liggen.” Er vielen sneeuwvlokjes op mijn kop, op mijn rug en op mijn staart. Toen ik mijn muil opendeed en mijn tong uitstak, vielen daar ook vlokjes op. Bah, dat vind ik niet lekker. Geef mij maar hondenbrokken.
Toen sprong ik naar de vlokjes om ze te pakken. Maar dat lukte niet, ze vielen veel te vlug op het mooie sneeuwtapijt. Toen probeerde ik met mijn voorpoten een diepe put te graven in de sneeuw. Ik groef en groef maar na een tijdje zag ik geen sneeuw meer. Onder de sneeuw was er weer gras. En daar mocht ik niet verder in graven. ”Komaan Selah, we gaan crossen in de sneeuw!” riep Fran en ze rende weg. Ik rende achter haar aan. Dat was wel even wennen. Rennen in de sneeuw is moeilijker dan rennen in het gras. Ik schoof af en toe uit en lag plat op mijn buik. Brrr, dat was koud maar ik rende dapper verder. Flink hé!
We gingen ook een wandeling maken met de meisjes. Het was zo mooi in de Ardennen met al die sneeuw. De takken van de bomen waren bedekt met een dun laagje sneeuw en overal waar je keek was het wit. Alles was bedekt met een prachtig sneeuwtapijt. Toen we even gingen rusten, kroop ik tussen de meisjes want daar was het lekker warm. Die sloebers hadden allemaal sneeuw op mijn kop en op mijn rug gelegd. Ha,ha, ik schudde zo hard ik kon om mijn vacht weer droog te maken en nu hingen zijzelf vol sneeuw. Gefopt! “Selah, grote deugniet!” schrokken de meisjes en ze renden me achterna toen ik heel hard wegliep.
Sleeën hebben we ook gedaan. Er waren twee sleeën, één van hout en één van plastiek. Kaat en Fran trokken de houten slee naar boven tot op een hoge berg en toen sleedden ze naar beneden. Ik liep mee, maar amai dat ging vlug. Ik kon bijna niet volgen. En oppassen dat mijn pootjes er niet onderzaten. Best wel een gevaarlijk ding zo een slee. Beneden lag er een kleine blauwe slee met een touw aan. Ik nam het touw tussen mijn tanden en trok de slee verder in de sneeuw. Ziezo, dat kan ik ook weeral. Flink hé!
Deze keer zijn we lang gebleven in de Ardennen. Wel vijf dagen! Superleuk zo spelen in de sneeuw.
Maar o zo vermoeiend! Soms was ik echt te moe om te spelen en ging ik rusten. Dan ging ik op een lekker zacht kussen liggen, deed mijn ogen toe en flapte ik mijn lange oren erover. Dan wisten de baasjes dat het tijd was voor een ‘time-out’.
Ziezo, dit waren mijn belevenissen in de Ardennen. Tot de volgende keer, dan ben ik er weer… voor een nieuw avontuur.