Vervolg op welkom op de alffarhoeve
Zeg kennen jullie Alffartje van de Alffarhoeve?
Hij waggelt, kakelt, vliegt en fluit.
Trekt gekke bekken met zijn snuit.
Die kleine vreemde vogel…
Elke dag en elke nacht
houdt Alffartje trouw de wacht
bij de dieren groot en klein…
En bij volle maan
zie je hem goed staan.
Ja dan is hij helemaal
klaar voor een verhaal.
De voorbije nacht was het weer volle maan. Zoals elke avond kreeg Alffartje bezoek van zijn drie vrienden Schalulleke, Chepito en Chloë. Ze genieten elke avond samen van hun wandeling langs de lange rij knotwilgen. Af en toe zien ze Alffartje en maken ze een kort praatje. Maar ze blijven voorzichtig en delen met z’n vieren nog steeds het grote geheim.
Omdat ze vanavond door het licht van de volle maan Alffartje heel goed zien staan, blijven ze wat langer. De andere dieren van de Alffarhoeve kennen Alffartje nu ook. Chloë heeft hem voorgesteld als Alffartje van de Alffarhoeve. Ze zien hem af en toe waggelen, vliegen en horen hem kakelen en fluiten. Ze weten dat hij in één van de knotwilgen woont en dat hij een nieuwe bewoner van de hoeve is. Maar vele dieren zijn nog heel wantrouwig. Ze vinden hem nog steeds een rare vogel. “Oh, je kijkt een beetje verdrietig,” mekkert Schalulleke stil en bezorgd als ze Alffartje ziet in het licht van de volle maan. “Knor knor, ben je niet gelukkig hier bij ons op de Alffarhoeve?” vraagt Chloë. “Je woont hier toch al een tijdje en de andere dieren kennen je toch ook,” balkt Chepito stil. “Ik ben hier heel graag en voel me heel goed bij jullie maar vele andere dieren draaien hun kopje om als ik rondvlieg of op de grond waggel. En als ik kakel of fluit hoor ik hen soms lachen en dat maakt me heel verdrietig,” snikt Alffartje. “Kom kom,” mekkert Schalulleke, “niet wenen lieve Alffartje geef ze nog wat tijd. Je zal zien als ze je nog wat langer kennen zullen ze je vrienden worden.” Alffartje’s vleugels gaan even op en neer en gaan dan weer hangen. Ook zijn bruine kam hang er slappetjes bij. Hij heeft echt veel verdriet. “En weet je,” zucht Alffartje, “het is heel lief dat ik elke morgen bij jullie mag ontbijten. Maar wat jullie eten vind ik eigenlijk niet lekker. Ik eet liever graan en zaadjes.” De drie vrienden kijken elkaar aan. “Knor knor,dat begrijp ik. Misschien kan je morgen eens op bezoek gaan bij de kippen, de ganzen of bij de duiven en daar een graantje meepikken,” stelt Chloë voor. Ook al is Alffartje een beetje bang, besluit hij om het toch te proberen. “Ia ia, je zal zien, het zal best meevallen,” balkt Chepito. De vrienden nemen afscheid en vertrekken naar hun slaapplaats.
De volgende morgen, bij de start van een nieuwe dag, ontwaakt Alffartje nog voor de haan gekraaid heeft. Hij is een vroege vogel… en bang om deze morgen een bezoekje te brengen aan de kippen, de ganzen en de duiven. Hij blijft wachten tot de haan gekraaid heeft en de dieren hun ontbijt gekregen hebben.
Alffartje’s buikje gromt van de honger. Vandaag gaat hij niet bij de drie vrienden ontbijten.
Met een klein hartje vliegt hij naar het kippenhok op zoek naar een lekker hapje. Hij vliegt al kakelend naar de kippen om een graantje mee te pikken. Vanop een afstand wacht hij tot ze aan het eten zijn. Hij stapt voorzichtig naar hen toe en pikt enkele graantjes die dichtbij liggen. Al pikkend gaat hij dichter en dichter. “Dat valt goed mee,” denkt Alffartje. Maar… even later komt een dikke witte kip uit het kippenhok om te ontbijten. “TOK TOK TOK!” kakelt ze luid. “Maak dat je wegkomt!” Alffartje schrikt en vliegt op. “Ook al kan je kakelen, je bent geen kip. Jij bent een rare vogel en jij bent hier niet welkom!” roept ze luid. Alffartje vliegt naar de knotwilg. Daar zit hij te trillen. Hij is boos, bang en verdrietig. Zijn bruine kam ligt slap op zijn kop. Hij denkt aan wat zijn vrienden gisteren zegden: “het vraagt tijd, ze moeten mij nog leren kennen”. Alffartje geeft niet op.
Dapper vliegt hij tot dicht bij de vijver waar de ganzen zitten te smullen. Dan waggelt hij ernaartoe. Eéntje ligt na te genieten van het ontbijt. Maar de andere merkt Alffartje op. “KWAAK, KWAAK! Ook al waggel je zoals een gans, je bent er geen! Je bent en blijft een vreemde vogel. Waggel maar ergens anders heen. Je bent hier niet welkom!” kwekt de tweede gans luid. “Amai die is ook helemaal niet lief,” snikt Alffartje terwijl hij wegvliegt. “Ik geef het op,” zucht hij. “Of…zal ik toch nog één keer proberen bij de duiven?” Alffartje weet het echt niet. Maar als hij aan de woorden van zijn vrienden denkt, vindt hij toch de moed om het nog één keer te proberen.
Heel stil vliegt Alffartje tot bij de duiven. Enkele zitten uit te rusten en na te genieten van hun heerlijke ontbijt. Ze hebben Alffartje nog niet gezien. De duiven hebben helemaal niets overgelaten. Geen graantje, geen zaadje… echt alles is op. Alffartje besluit stilletjes te verdwijnen. Maar dan landen er twee duiven naast hem in het gras. “ROEKOE! ROEKOE! Hier valt niets te pikken. En alles is op. En kom maar niet terug. Jij bent geen duif, jij bent een vreemde vogel. Je bent hier niet welkom,” kirren de duiven luid. Alffartje is zo teleurgesteld. “Ik ben nergens welkom. Ik ben geen kip, geen gans, geen duif, ik ben helemaal niets,” snikt de kleine blauwe vogel. Wat nu? Hij durft niet naar Chloë, Schalulleke of Chepito gaan want hij moet hun geheim bewaren. Maar zijn buikje gromt nog steeds van de honger.
Alffartje wandelt nog even rond, op zoek naar iets om te eten. Hij komt in de buurt van de emoes. Misschien hebben zij nog een overschotje. Hij blijft op een veilige afstand want oh nee naar die reusachtige vogels durft Alffartje niet gaan. Maar de emoes hebben de kleine blauwe vogel al gezien. Ze zijn boos, voelen zich bedreigd en maken een oorverdovend trommelend geluid. Alffartje zet het op een lopen, spreidt zijn vleugels en vliegt naar zijn knotwilg waar hij veilig is.
De oudere dieren kennen het geluid van de emoe’s. Maar voor de kleine, jonge diertjes is het nieuw. Zij zijn zo geschrokken. De kuikentjes rennen naar moeder kip en kruipen onder haar veilige vleugels. De lammetjes verstoppen zich achter hun mama. Ook de kleine geitjes zijn bang. Zoiets hebben ze nog nooit gehoord. Ook zij kruipen dicht tegen mama geit. De mama’s troosten en knuffelen hun kleintjes en vertellen dat ze niet bang moeten zijn. De emoes, Beau en René, maken dat trommelend geluid omdat ze boos zijn en niet willen dat die rare blauwe vogel bij hen komt. Maar dat begrijpen ze nog niet. Het angstig piepen, blèren en mekkeren stopt vlug en alles wordt weer rustig op de Alffarhoeve.
Als Alffartje zijn middagdutje wil doen, hoort hij een luid gemekker bij de geiten. “Het lijkt wel of er iets ergs gebeurd is. Alffartje vliegt er naar toe. “Méééééh! Méééééh! Jozefke! Waar ben je? Méééééh! Méééééh! Waar ben je toch kleine jongen?” mekkert Begonia. Zij is de mama van Jozefke, het allerkleinste geitje. Alffartje ziet Schalulleke staan en vraagt wat er aan de hand is. Schalulleke vertelt hem dat de kleintjes geschrokken waren van het trommelend geluid van Beau en René en allemaal naar hun mama renden, behalve Jozefke. Niemand heeft hem sindsdien gezien. En mama Begonia is zo ongerust. Ze is zo bang dat ze Jozefke nooit meer zal zien. “Kom kom, ver kan hij niet zijn hé. Hij moet hier nog ergens op de hoeve zijn,” troost Sanne, een andere grote geit. Iedereen moet helpen zoeken. “Ik zal iedereen gaan vertellen wat er gebeurd is en vragen om goed te zoeken en rond te kijken,” zegt Alffartje, die net boven de geiten fladdert. Hij kan vrij rondvliegen en alle dieren bereiken. “Topidee!” roept Sanne. Maar Alffartje hoort het niet meer. Hij is al vertrokken. Dapper gaat hij iedereen verwittigen en de zoektocht kan beginnen.
De dieren kijken raar op als Alffartje komt aangevlogen. Behalve Chloë en Chepito die hem al goed kennen. Maar ook zij doen verbaasd om hun grote geheim te bewaren. Als de dieren horen dat Jozefke vermist is, willen ze allemaal helpen zoeken. Oktaf en Flor de mini- zeboes springen recht. Ze rennen rond in hun weide en kijken in hun hok op zoek naar Jozefke. De schapen kijken tussen het hoge gras. Misschien heeft Jozefke hem daar verstopt. De kippen scharrelen in een grote bot stro. Misschien is hij daar wel ingekropen. “Knor, knor, knor, zo erg, zo erg,” knort Chloë verdrietig en zoekt in de huisjes van de hangbuikzwijnen. “In de kruiwagen zit hij ook niet!” roept Chepito als Alffartje voorbijvliegt. Merel en Juul, de pony’s zoeken in het hooi maar ook daar zit Jozefke niet. Alffartje wordt ongerust en ongeduldig. Waar kan hij toch zijn? Hij denkt heel diep na… ”Waarschijnlijk zit hij op een rustig, veilig plaatsje waar het lekker zacht en warm is,” denkt Alffartje luidop. Hij vliegt naar het konijnenhok waar Knabbel en Babbel een middagdutje doen. Grijsje het derde konijntje is weer op stap. “Als Alffartje het hok binnenstapt, ziet hij drie konijntjes liggen…of toch niet. “Hebben jullie Jozefke gezien?” vraagt hij, “hij is weggelopen toen de emoes trommelden.”
Knabbel en Babbel openen hun oogjes en snuffelen met hun neusje. Maar het derde konijntje begint heel zacht te mekkeren. “JOZEFKE!, wat ben ik blij om jou te zien!” roept Alffartje. Het kleine geitje lag rustig te slapen in het warme hooi, gezellig bij Knabbel en Babbel. “Je mama is zo ongerust. Zat je hier de hele tijd verstopt? De dieren hebben je allemaal gezocht terwijl je hier rustig lag te slapen,” zucht Alffartje. “Mèèèèh,” mekkert Jozefke verdrietig, “ik was bang en hier bij de konijntjes kon ik me goed verstoppen. Maar nu weet ik niet meer waar mama is.” Alffartje gaat voorzichtig bij Jozefke zitten. “Ik weet waar je mama is. Kom ik zal het je tonen,” zegt hij met zijn allerliefste stemmetje.
Als de andere dieren Alffartje zien stappen, gevolgd door Jozefke, zijn ze reuzeblij. Begonia staat ongeduldig te wachten en als Jozefke haar ziet, rent hij ernaartoe. Hij neemt een grote aanloop en… HOP, hij springt over de afsluiting. Begonia is zo blij en dankbaar. Maar ook verbaasd. Ze knuffelt haar kleine Jozefke. “Wat kan jij hoog springen. Maar beloof me nooit meer weg te lopen als je bang bent. Kom dan dicht bij mij. Ik zal je wel beschermen. En lieve, lieve Alffartje, jij bent mijn grote held!” De kleine vreemde blauwe vogel wordt er een beetje verlegen van. Begonia is zo dankbaar. Vanaf die dag heeft Alffartje heel veel vrienden op de Alffarhoeve. Wat hij gedaan heeft, zullen ze nooit vergeten. Hij is de ‘grote held van de Alffarhoeve.’
Fijn om opnieuw een alffarverhaaltje te lezen,
Top gedaan, proficiat 👍
Wat een schitterend verhaal.Ik word er helemaal terug kind van.
Ik vraag aan opa Verschelden om dit te boek te zetten dan kunnen we dit vertellen aan ons achterkleinkindjes.