Lees eerst groot gevaar
Zoals elke morgen na het ontbijt, verlaten Zora en Zita het kasteel van koning Zebedeus en koningin Zafira. Zoda, het prachtigste land van de onderwaterwereld komt weer stilaan tot leven. “Voorzichtig zijn hé meisjes,” roept koningin Zafira hen na, ”en uit de buurt van het scheepswrak blijven want daar kan het gevaarlijk zijn.” Dat beloven de zusjes terwijl ze knipogen naar elkaar. “En op de middag weer thuis want ik voel in mijn kleine teen dat de zee onrustig is en er misschien wel storm op komst is,” zegt koning Zebedeus streng. “Ja ja, papa,” lachen ze en zwemmen naar buiten op zoek naar hun kleine dierenvriendjes.
Als Zora en Zita in de buurt van de grot van Ollie de octopus zijn, komen de anderen er ook net aan. Krollie de krab schudt nog wat zand van haar scharen en Zaza, het zeepaardje strekt haar vinnen en haar staart. “Jullie zijn er weer vroeg bij vandaag,” lacht Ollie terwijl hij zijn acht armen ontwart. “Jaja, jullie gaan weer een kijkje nemen naar het scheepswrak en naar de knappe duiker hé,” giechelt Vinnie de vis terwijl hij vrolijk heen en weer zwemt. “Tja, eigenlijk wel,” antwoordt Zora een beetje verlegen, ”maar niet zeggen tegen onze ouders want van hen mogen we daar niet in de buurt komen. Ze zeggen dat het daar gevaarlijk kan zijn.” “Wij gaan wel mee,” zegt Ollie, ”want wij hebben plechtig beloofd aan koning Zebedeus om op jullie te letten.”
En daar gaan ze met z’n allen … Maar waar is Zita. “Zita! Zita! Waar ben je nu?” vraagt Ollie ongerust. “Ze zal vooruit gezwommen zijn,” lacht Zora, ”ik denk dat ze stiekem een beetje
verliefd is op de duiker. Ze kan er niet over zwijgen.” Ze vertrekken vlug om Zita in te halen. Maar even later zien ze Zita. Ze is al op de terugweg en kijkt verdrietig. “Hij is er niet,” zucht ze, ”en het is zo raar. Op weg naar het wrak kwam ik niemand tegen. Geen visjes, geen krabben, geen zeepaardjes en …” Plots is iedereen stil. “Dat is hier niet pluis,” zegt Ollie, ”die stilte, de duiker die niet is komen opdagen… dat kan maar één ding betekenen.” “Dat er storm op komt is!” roept Zora ongerust. “Ja papa heeft het voorspeld. We moeten vlug naar het kasteel, dan zijn we veilig. En jullie moeten ook naar een veilige plaats!” Even later is iedereen verdwenen. Net op tijd. Wanneer de zusjes het kasteel binnenzwemmen, hebben zich al grote gevaarlijke golven gevormd. Ze zeggen wel ‘storm op zee’ maar ‘in de zee’ is het dan ook heel onrustig en kan het er hevig aan toegaan.
“Daarom dat de duiker er niet was,” fluistert Zora, “hij wist het ook dat er storm op komst was. Jouw vriendje is heel slim.” Een beetje verlegen en met boze ogen kijkt Zita haar zus aan. “Ssssst”, fluistert ze.
Zora en Zita kijken door de ramen van het kasteel en wachten tot de storm weer gaan liggen is. “Mogen we naar buiten? We willen gaan kijken of onze vrienden veilig zijn?” vraagt Zora als buiten alles weer rustig is. “Ja dat mag,” antwoordt koning Zebedeus, ”maar uit de buurt van het wrak blijven, want…” “Daar kan het gevaarlijk zijn!” lachen de zusjes.
Zora en Zita schrikken als ze zien wat de storm heeft aangericht. Er liggen bergen zand op de bodem van de zee en er drijven zeewier en koralen in rond. De vrienden hadden net op tijd hun veilige plaats bereikt, maar hebben nu toch wel problemen. Er was een kleine zandstorm op de bodem van de zee en daarom ligt Krollie helemaal bedolven onder een dikke hoop zand. Zaza het zeepaardje had zich verstopt tussen de zeeanemonen en hield zich stevig vast. Maar de zee werd zo wild dat ze een eind meegesleurd werd. En Vinnie zit helemaal verstrengeld tussen het koraal. Ollie dacht dat hij het veiligste zat daar in zijn grot. Maar toen hij een kijkje ging nemen om te zien of de storm al luwde, rolde de grote steen, die net voor de grot ligt, om en twee van Ollie’s armen zaten eronder. Hij kan geen kant meer uit.
Maar daar is Zaza. Het was een heel eind zwemmen om weer in de buurt van de grot te geraken maar ze is er weer en ze kan haar vrienden helpen. Het was wel even zoeken maar best wel grappig als ze de ogen van Krollie uit een hoopje zand ziet steken. Woelen woelen woelen, graven, graven, graven en Krollie is weer vrij. Met z’n tweetjes het koraal opentrekken en Vinnie kan weer rondzwemmen. “Hebben jullie Ollie al gezien?“ vraagt Vinnie. “Die ligt waarschijnlijk rustig te slapen in zijn grot,” lacht Zaza.
Maar als ze even later bij de grot komen…
“Auw auw auw, wat heb ik zo’n pijn,” zeurt Ollie. “Oh nee, Ollie wat is hier gebeurd!” roepen de vrienden geschrokken. “Dat zie je toch! Ik zit vast onder die steen!” roept Ollie boos. Twee van Ollie’s armen zitten eronder en dat doet verschrikkelijk veel pijn. Ze duwen zo hard ze kunnen, maar de steen beweegt niet.
“Hé vrienden, alles ok met jullie?” vragen Zora en Zitta als ze even later bij de grot komen. “Met ons wel maar kijk naar Ollie!” roept Zaza.
De zusjes zien direct wat er aan de hand is. Ze moeten de steen zo vlug mogelijk verplaatsen want Ollie heeft zo’n pijn. Ze proberen de steen op te heffen. Maar dat lukt niet. Hij is veel te zwaar. Dan maar verrollen. Ze duwen en duwen maar de steen beweegt niet. Ondertussen is de steen dieper in het zand gezakt en dat maakt het nog moeilijker. Het lukt echt niet.
“Blijven jullie bij Ollie, wij gaan papa halen. Die is heel sterk!” roepen de zusjes en ze zwemmen razendsnel naar het kasteel.
Als de zusjes in het kasteel aankomen en hun verhaal vertellen, neemt koning Zebedeus onmiddellijk zijn drietand en zwemt mee terug naar Ollie. Vinnie, Zaza en Krollie wachten ongeduldig. Ze vinden het verschrikkelijk dat hun grote vriend zo veel pijn heeft. “Oh koningin Zebedeus, kom vlug, kom vlug!” roept Krollie, ”Ollie heeft zo veel pijn!”
De koning doet zijn uiterste best. Hij duwt en duwt… maar de steen beweegt niet. Dan probeert hij zijn drietand onder de steen te duwen om hem op te heffen…maar ook dat lukt niet.
“Hé luister eens!” roept Zita als ze het geronk van een motor hoort. Nu horen ze het allemaal. Het is de motor van hun vriend de duiker. Hij heeft ook gewacht tot de storm was gaan liggen. Koning Zebedeus stampt heel hard met zijn drietand op de grond. Zo hard heeft hij het nog nooit gedaan. “Als de duiker dit hoort zal hij wel naar hier komen en misschien kan hij ons wel helpen. Hij is groter en nog sterker dan mij,” zucht koning Zebedeus, ”hij is echt onze laatste hoop.” “Nog even volhouden Ollie,” troost Krollie, “hulp is onderweg.” Gespannen zwemmen ze rond in het water, op zoek naar de duiker…
Als hij even later komt aangezwommen, ziet de duiker onmiddellijk wat er aan de hand is.
De duiker doet enkele gebaren naar Ollie. Om te zeggen dat het allemaal in orde komt en dat hij nog een beetje geduld moet hebben. Hij duwt en duwt en duwt…en de steen beweegt. Hij duwt nog een keer… en de steen rolt weg. “Ja!!!! Gelukt!!!” roepen ze allemaal samen.
Koning Zebedeus en de zusjes klapperen met hun staart om te applaudisseren. En Ollie geeft met zijn acht armen een superdikke knuffel aan de duiker.
Maar dan is het voor de duiker tijd om afscheid te nemen. Hij zwemt naar het scheepswrak om dat verder te onderzoeken. “Jammer,” zucht Zita, ”mijn held.” Ze beginnen allemaal te lachen. Zou Zita dan toch een beetje verliefd zijn?
Ook al doen de armen van Ollie nog pijn, hij heeft zin in een feestje en nodigt zijn vrienden uit voor thee en iets lekkers. En dat gaat natuurlijk door in de grot waar Ollie de octopus woont. “Ga jij ook mee papa,” vraagt Zora met haar liefste stemmetje. Koning Zebedeus denkt even diep na. “Omdat het toch wel een heel speciale gelegenheid is, kom ik ook… nadat ik koningin Zafira ben gaan halen,” antwoordt de koning plechtig. “Oh de koning en de koningin op bezoek in mijn grot,” zegt Ollie geschrokken, ”dan ga ik vlug nog een beetje opruimen.” De vrienden helpen allemaal mee. En een kwartiertje later klinkt, zoals het nog nooit geklonken heeft het prachtige lied.
Wie gaat er mee, diep in de zee
Bij mijnheer octopus op de thee
Die heel beleefd acht handjes geeft
Omdat een octopus acht armen heeft
Van je één twee drie vier vijf zes zeven acht
Zeven zes vijf vier drie twee één
Handig en snel, klaar in een tel
Als je acht armen hebt lukt dat wel
Acht kopjes thee, neem je zo mee
Als je acht armen hebt in plaats van twee
Van je één twee drie vier vijf zes zeven acht
Zeven zes vijf vier drie twee één
En na de thee, diep in de zee
Krijgen we ook nog wat lekkers mee
Snoepjes en fruit en tot besluit
Zwaait mijnheer octopus ons acht keer uit