“Kijk eens Lars, daar zit een roodborstje,” zegt opa. Als Lars en Lies in de tuin spelen bij oma en opa, kan opa alle vogeltjes benoemen die er komen. Hij houdt heel veel van “zijn gevederde vriendjes” zoals opa ze altijd noemt. Soms gaat hij naar een speciale plaats om naar vogels te kijken.”Vogelspotten,” noemt opa dat. Een tijdje geleden heeft opa aan Lars beloofd dat hij eens mee mocht gaan. En vandaag is het zover.
“Waar gaan we nu eigenlijk naartoe?” vraagt Lars, ”en wat gaan we meedoen, gaan we met de auto en blijven we lang weg?” Lars is zo nieuwsgierig. Hij vindt het reuzespannend. “Zo veel vragen,” lacht opa, ”kom we gaan ons klaarmaken en de rest dat zie je later wel.” Opa legt zijn verrekijker en zijn heel speciaal fototoestel klaar. Oma heeft voor hen een picknickmand klaargezet. Opa en Lars vertrekken al vroeg. Lies slaapt nog. Zij mag later wel eens mee als ze wat groter is, heeft opa gezegd. Ze laden alles in de auto. “Zit je goed, is je gordel goed vast?” vraagt opa. En daar gaan ze, op weg naar een avontuurlijke dag. Na een half uurtje rijden, stopt opa. “We zijn er Lars,” zegt opa stilletjes als ze uitgestapt zijn. “Waarom fluister je zo opa?” vraagt Lars. “Het is hier een plaats waar heel veel verschillende vogels verblijven en als we lawaai maken, schrikken ze misschien, vliegen ze weg en kunnen we ze niet meer zien,” fluistert opa.
Samen gaan ze naar een heel speciaal houten huisje. Lars mag de picknickmand dragen en opa de verrekijker en het heel speciale fototoestel. “Dit is nu een vogelkijkhut, Lars.” Lars vindt de kijkhut toch een beetje raar. Aan 4 zijden zijn er lage, brede gaten. “Hierdoor kunnen we heel goed naar de vogels kijken en de vogels kunnen ons niet zien. Dan schrikken ze ook niet en blijven ze goed zitten om naar hen te kunnen kijken en om mooie foto’s van hen te kunnen maken,” vertelt opa. Langs een smal deurtje gaan ze naar binnen. Nu gaan we heel stil zijn. Opa neemt de verrekijker en langs alle kanten neemt hij een kijkje. “Heb je al vogels gezien?” fluistert Lars. “Ja hoor, kijk zelf maar,” zegt opa. Hij toont aan Lars hoe hij de verrekijker moet gebruiken. Lars is zo fier dat hij dat mag doen. “Hang het riempje rond je hals, dan kan de verrekijker zeker niet op de grond vallen,” zegt opa. Lars gaat op een klein bankje staan. Hij is nog wat klein om zo door de kijkgaten te kijken. Ondertussen neemt opa zijn fototoestel. Daar staat een hele grote lens op en als opa daar aan draait kan hij foto’s van dichtbij maken. “Opa, ik zie er al,” zegt Lars. “Sssst, stilletjes,” fluistert opa.
“Kijk daar zit een klein vogeltje op een tak boven de beek en hij heeft mooie kleuren, wit, blauw en oranje. En hij heeft een lange bek,” vertelt Lars. “Ik denk dat dat een ijsvogel is. Even luisteren…” zegt opa. Lars hoort een scherp piepend geluid. “Ja, zeker dat is een ijsvogel,” zegt opa en hij neemt een foto. Nu kijkt Lars langs de andere kant.
“Opa, kijk eens daar in de lucht, daar vliegt een grote witte vogel. Waaaw, die heeft hele grote vleugels… zo mooi,” fluistert Lars. Opa komt kijken. “Prachtig, dat is een lepelaar,” zegt opa stil en hij neemt vlug een foto. “Goed kijken Lars, hij daalt naar het water en met zijn grote bek is hij aan het vissen. Het is alsof hij met een grote lepel een vis uit het water schept. Vandaar zijn naam ‘lepelaar’. “Heb je nog geen honger Lars,” vraagt opa. “Nee nee, ik wil nog wat verder kijken,” zegt Lars.
“Luister eens, deze vogel zal je wel kennen.” Lars hoort een hard en vlug geklop. “Dat is een specht opa, die klopt met zijn snavel tegen de stam van een boom.” Lars wil hem zien en zoekt met de verrekijker. Opa heeft hem al gevonden en neemt een foto. “Kijk daar in de dikke boom Lars. Hij is wit, zwart een beetje rood,” vertelt opa. “Ja ik zie hem. Super, ik heb nog nooit een echte specht gezien maar wel al veel gehoord als we gaan wandelen in het bos met mama en papa,” vertelt Lars heel stilletjes. Het is middag en tijd om te lunchen. Voorzichtig komen ze naar buiten met de picknickmand. Ze gaan aan een picknicktafel zitten, dicht bij het water.
Terwijl ze smullen van al het lekkers dat oma heeft klaargemaakt, ziet Lars een eend in het water. “Is een eend ook een vogel, opa? ” vraagt Lars. “Ja hoor, dat is een zwemvogel. Hij kan vliegen en zwemmen,” zegt opa. “Ik kan ook goed zwemmen, jammer dat ik niet kan vliegen,” zucht Lars. Na de picknick gaan ze heel stilletjes terug binnen in de kijkhut. Lars neemt de verrekijker, doet het riempje rond zijn hals en zoekt weer naar de vogels. Opa staat weer klaar om foto’s te maken. Nu moeten ze toch wel even wachten voor ze een vogel zien.
Lars kijkt met de verrekijker naar de hoogste bomen en daar ziet hij een heel klein vogeltje zitten. “Opa, kijk eens. In het topje van die hoge boom zit er een klein vogeltje. Ken je de naam?” vraagt Lars. Opa zoekt met zijn fototoestel. “Oh ja, nu zie ik het ook. Dat is een sijsje,” zegt opa terwijl hij een foto maakt. “Die zitten graag heel hoog in de sparren om daar hun mooiste lied te zingen.” Aan de rand van de vijver heeft opa juist een reiger zien landen. “Lars, kijk eens daar… da’s ook een grote vogel he,” fluistert opa. “Is dat ook een lepelaar?” vraagt Lars. “Nee da’s een reiger en die zit te wachten tot hij een vis ziet bewegen in het water om hem dan te vangen,” vertelt opa. “Ik denk dat we stillaan eens naar huis gaan. We hebben echt al heel veel vogels gezien Lars. Jij brengt me echt wel geluk.” Terwijl opa zijn fototoestel weer inpakt, kijkt Lars een laatste keer rond.
“Opa, wacht nog even. Kijk daar zit nog een ander klein vogeltje,” fluistert Lars. “Oké, nog één foto maar daarna gaan we echt weer naar huis,” lacht opa. Opa heeft het vogeltje direct herkend. “Dat is een winterkoninkje, een superleuk vogeltje. Dat danst voortdurend door zijn staartje op en neer te bewegen. Nog een fotootje maken… en nu zijn we weg hé,” zegt opa. Op de weg naar huis kijkt Lars voortdurend uit het raam. Hij hoopt nog vogeltjes te zien, maar hij valt in slaap. “We zijn thuis!” roept opa. Lars schrikt wakker. “Was het mooi in dromenland, zaten er veel vogeltjes?” lacht opa.
De volgende dag tonen opa en Lars aan oma en Lies op de computer de vogels die ze gezien hebben. “Oh zo mooi. Als ik wat groter ben, mag ik ook eens mee hé opa?” vraagt Lies. “Ja hoor,” zegt opa “da’s beloofd.”
Heel mooi verhaaltje!