Lees zeker eerst het is geen droom
De zomervakantie is weer voorbij en Sverre gaat al enkele dagen terug naar school. De eerste dagen was het zonnig weer en kon Sverre na schooltijd nog buitenspelen. Gisteren regende het de hele dag. Vandaag was het bewolkt met enkele fikse buien en als de zon even door de wolken brak, verscheen er een prachtige regenboog.
“Oh mama, ik mis de zon, ik mis de vakantie en het buitenspelen,” zucht Sverre. “Ja dat begrijp ik, wat een weer hé,” zegt mama.
“Foei wat een weer,” lacht Sverre, ”dat versje dat ken ik nog van toen ik in het eerste leerjaar zat”
‘Foei, wat een weer’, bromde de beer.
‘Ik blijf thuis’, piepte de muis.
De vos zei: ‘Regen? daar kan ik wel tegen!’
‘t Is om te huilen’, krasten de uilen.
‘En dan die wind’, zei het eekhoornskind.
‘t Is bar en slecht’, tikte de specht.’
Maar de haas, die guit,
Ging doodgewoon uit!
Hij nam een blad en legde dat,
Over zijn oren en werd niet nat!”
“Regen, daar kan jij ook wel tegen hé. Weet je nog toen je klein was, toen wilde jij altijd naar buiten om in de plassen te spelen,” lacht mama. “Echt? Vond ik dat dan leuk?” vraagt Sverre ongelovig. “Zeker weten! Ik heb er zelfs noch foto’s van,” zegt mama. Ze neemt het fotoboek van Sverre en bladert erin. “Kijk hier is het bewijs,” lacht mama. “Ben ik dat wel?” lacht Sverre. Op de foto staat hij met een knalgeel regenjasje aan en knalgele laarsjes. “Zie je nu wel. Als het regende keek jij altijd naar buiten of er plassen lagen. Dan deed je je jasje en je laarzen aan en liet je je speelgoed eendjes op het regenwater drijven. En zoals je ziet… geel was je favoriete kleur,” vertelt mama. Sverre bladert verder in het fotoboek…
“Oh maar dit weet ik nog heel goed. Dat was in mijn piratentijd,” lacht Sverre. “En toen zong je altijd een liedje. Hoe ging dat weer?” vraagt mama.
En Sverre zingt:
Mijn naam is kapitein Snorrebaard, ik ben een beruchte zeepiraat.
Zeilde de hele wereld rond, pikte alles wat ik vond.
Met grote bergen goud aan boord, edelstenen van elke soort.
Messen en zwaarden met goud belegd voor een zeeroversgevecht
Johoho johoho ’t zijn de piraten, ’t zijn de piraten
Johoho johoho ’t zijn de piraten, schip ahoi.
Johoho johoho ’t zijn de piraten, ’t zijn de piraten
Johoho johoho ’t zijn de piraten, schip ahoi!
“Fantastisch, je kent het nog. Altijd een waterratje geweest,” lacht mama.
“Maar weet je wat ik het liefste zou doen als ik groter en ouder ben?” vraagt Sverre. Mama denkt even diep na. “Kapitein op een heel groot schip,” zegt ze. “Dat zou ook wel leuk zijn. Maar nee nog liever wil ik duiker worden. Niet op het water maar in het water. Kunnen duiken tot op de bodem van de zee. Om te ontdekken wat daar allemaal leeft. Ik wil de onderwaterwereld ontdekken…”, zegt Sverre met een dromerige blik …
Als het bedtijd is, neemt Sverre, zoals elke avond een boek om nog wat te lezen in zijn bed. Vandaag kiest hij een boek van toen hij nog een kleuter was. “De mooiste vis van de zee.” Kazimir zit nog te wachten op het nachtkastje op het heel speciale nachtlampje. “Oh Kazimir, ik was je weer bijna vergeten,” lacht Sverre. Hij zet zijn knuffel naast het boek. Hij opent het boek en terwijl het licht tussen de bladeren schijnt, spert Kazimir zijn ogen wijd open en zijn blauwe muts gaat rechtop staan. “Ga je vannacht weer op avontuur?” vraagt Sverre aan Kazimir. “Wil jij nog eens gaan? Het is alweer een hele tijd geleden,” vraagt Kazimir. “Oh ja natuurlijk!” roept Sverre blij. “Ssssst, stilletjes,” fluistert Kazimir, “welk boek ging je lezen voor het slapengaan?” Sverre toont het boek. “De mooiste vis van de zee,” leest Kazimir, ”het is een boek van toen ik nog een kleutertje was. Maar ik vind het nog steeds heel mooi. Zo zwemmen als duiker tussen de vissen dat moet toch fantastisch zijn,” Zegt Sverro. “Hihi,” lacht Kazimir stilletjes.” “Wat zeg je? vraagt Sverre. “Ik, niets. Ik zei helemaal niks,” lacht Kazimir. Ondertussen is Sverre op de rand van zijn bed gaan zitten. “Weet je nog hoe het moet?” vraagt Kazimir. “Ja hoor. Ik moet in het licht van het boek kijken en de toverspreuk ‘Meteo Livio Recanto’ zeggen. Dan knijp ik mijn ogen stijf dicht en ik mag ze pas weer openen als ik een schok voel. En dan zal mijn avontuur beginnen. Voor de zon weer opkomt moet ik weer op de plek zijn waar ik mijn ogen opende en mijn avontuur begon. Dan knijp ik mijn ogen weer stijf dicht en zeg ik de spreuk achterstevoren ‘Recanto Livio Meteo’. Als ik dan weer een schok voel, zal ik terug in mijn bed liggen,” zegt Sverre ongeduldig. “Dat heb je heel goed onthouden,” zegt Kazimir, ”je bent er weer helemaal klaar voor. Veel plezier en geniet van je derde avontuur.”
Sverre kijkt in het licht van het boek, zegt de toverspreuk ‘Meteo Livio Recanto’, en knijpt zijn ogen stijf dicht. Even later voelt hij een schok en opent hij zijn ogen…
Sverre blijft stokstijf staan. Hij voelt aan zijn hoofd. “Mijn haren zijn nat en wat heb ik op mijn neus. En wat zit er in mijn mond en wat heb ik aan?” denkt Sverre verschrikt. Wat een avontuur! Sverre staat op de bodem van de zee met een duikerspak aan! “Rustig blijven,” denkt Sverre, ”dit is niet echt. Dit is een avontuur dat ik mag beleven dankzij Kazimir.” Sverre vindt het fantastisch. “Mijn handen zijn veel groter en wat …. ik heb een stoppelbaard, net als papa,” schrikt Sverre. In zijn avontuur is hij geen kind meer maar een volwassen man. Het is allemaal heel verwarrend en Sverre weet niet goed wat hij moet doen. Sverre heeft op televisie wel al eens duikers aan het werk gezien. Hij controleert even wat hij allemaal aan en bij heeft. Natuurlijk heeft hij een duikerspak aan. Aan zijn voeten draagt hij duikschoenen en duikvinnen. Voor zijn gezicht draagt hij een duikmasker om goed te kunnen rondkijken. Op zijn rug heeft Sverre een duikfles. Het allerbelangrijkste van een duikuitrusting. Daar zit een kraantje aan en als je dat opendraait komt er samengeperste lucht via een slang langs het mondstuk in zijn mond, een raar gevoel voor Sverre. Aan zijn pols draagt hij een duikhorloge. Aan de duikfles hangen ook nog meters om te zien hoeveel lucht er nog beschikbaar is en om te zien hoe diep in de zee je bent. En tenslotte ziet Sverre ook nog een duiklamp hangen. “Heb je dat allemaal nodig om te duiken?” denkt hij, ”wat een hoop materiaal!” Maar wat nu?
Sverre kijkt rond in de diepe zee. Zo ver hij kan kijken ziet hij water, alleen maar water. Maar als hij beter kijkt ziet hij op de bodem, zeewier, zeeanemonen en koralen in allerlei mooie kleuren. Er zwemmen ook enkele kleine visjes voorbij. Sverre wil meezwemmen maar hij weet niet hoe. Hij wacht nog even tot er meer vissen voorbijkomen… en ook enkele duikers.
Die ziet hij wat verder tussen de vissen zwemmen. Hij kijkt nog even wat ze doen. En dan besluit Sverre om het ook te proberen. Hij is toch wel een beetje bang. “Duiken moet je toch leren,” denkt Sverre, ”en hier sta ik dan en ik heb dat nog nooit gedaan.” Maar het gaat vanzelf bij zijn avontuur. In het echt zou het heel wat moeilijker zijn. Sverre krijgt een duwtje en ligt plat in het water. Zijn benen bewegen en de vinnen gaan heen en weer. “Wat een raar gevoel. Het is alsof mijn lichaam vanzelf beweegt,” denkt Sverre. Hij wil de duikers volgen en kijken waar ze naartoe zwemmen. Maar hij ziet ze niet meer. “Kom,” zegt een grappig visje met een gele staart, ”zwem maar met mij mee, dan zal ik je de weg tonen. Ik zal je gids zijn hier in de grote grote zee.” Sverre begrijpt er niets van. Een visje dat kan praten en ik kan hem horen onder water,” denkt hij, ”speciaal, heel speciaal dit avontuur.” Maar Sverre volgt het visje en geniet van de prachtige onderwaterwereld.
“Oh, nee!” roept Sverre naar het visje, ”ik ben vergeten kijken waar ik op de bodem van de zee stond. Want voor de zon opkomt, moet ik daar terug zijn.“ Sverre draait zich om. “Alles ziet er hetzelfde uit. Die plaats vind ik nooit terug!” roept Sverre. “Geen paniek,” lacht het gele visje, ”de vissen zullen je wil helpen. Geniet nu maar.” Sverre draait zich weer om en zwemt verder achter het visje met de gele staart.
Het komt dicht bij Sverre en zwemt tegen zijn duiklamp. “Schijn eens met je lamp naar beneden,” zegt het visje. Sverre neemt zijn lamp en schijnt op een grote schelp. “Een schelp heb ik al veel gezien,” denkt Sverre. Maar dan ziet hij iets bewegen in die schelp. Er komt een grote kreeft uitgekropen. “Wat zit jij daar te doen?” vraagt Sverre. “Ik verstop me hier voor de grote vissen,” zegt de kreeft terwijl hij weer naar binnen kruipt. Een beetje verder ziet Sverre weer iets bewegen in een holle steen op de bodem van de zee. Een dikke aal steekt zijn kopje naar buiten. “Verstop jij je ook voor de grote vissen?” vraagt Sverre. “Zeker zeker,” roept de aal en bang kruipt hij weer naar binnen. Sverre doet de duiklamp uit en zwemt weer naar boven naar het visje met de gele staart.
“Hallo hier ben ik weer!” roept Sverre. Maar waar is het visje… Sverre kijkt bang rond maar het visje is verdwenen. “Kan ik je helpen?” vraagt een platte grijze vis. “Euh ja misschien wel,” aarzelt Sverre. Hij vertelt wat er is gebeurd. “Geen probleem hoor, ik neem wel over. Ik zal je gids zijn nu. Ik neem je wel mee naar de mooiste plekjes van de grote grote zee.” Sverre vindt het raar dat het visje met de gele staart hem zo maar achterliet. Er zit nu niets anders op dan de grijze vis te volgen. “Niet te vlug!” roept Sverre wanneer de grijze vis er razendsnel vandoor gaat. Maar de grijze vis hoort het niet en verdwijnt in de grote grote zee. “Wat nu?” zucht Sverre, ”waar moet ik heen, ik ben hier zo alleen.”
Sverre besluit om alleen verder te zwemmen. In de verte ziet hij iets liggen op de bodem van de zee. Hij neemt zijn duiklamp en zwemt er naartoe. Enkele vissen zwemmen met hem mee. “Het leekt wel een schip, een oud schip, een wrak!” roept Sverre, ”hoe cool is dit!” Als Sverre dichterbij komt, ziet hij hoe groot het schip wel is. Hij vindt het fantastisch! “Opgepast!” roept een klein blauw visje, ”voorzichtig, niet te dicht!” Dat begrijpt Sverre wel want je weet nooit wat er in dat schip allemaal achtergebleven is. “Ik ben voorzichtig hoor!” roept Sverre naar het visje. “Want stel je voor dat er een grote gevaarlijke vis in zit!”
“Een vis zoals ik?” vraagt een zware stem. Sverre schrikt, draait zich om en durft niet meer te bewegen als hij een haai ziet. “Je moet niet bang zijn,” lacht de haai met zijn zware stem. “Mmmaar, jij bent een haai en die zijn toch gevaarlijk!” zegt Sverre met een trillende stem. “Ik ben helemaal niet gevaarlijk. Da’s alleen maar in de films,” lacht de haai, “maar nu ben ik weg want ik ben op zoek naar een lekker hapje.” Sverre is er toch niet gerust in en zwemt vlug verder. Maar waar naartoe?
“Kan ik je soms helpen?” vraagt een zachte lieve stem. “Oh wat ben jij mooi,” zegt Sverre als er een prachtige schorpioenvis naast hem komt zwemmen. “Zwem maar met me mee,” zegt de vis als Sverre alles verteld heeft. Nu zwemmen ze een heel stuk hoger in de zee waar het ook prachtig is. “Hier is het veel lichter dan diep in de grote grote zee,” vertelt de schorpioenvis,” en straks wordt het nog lichter want dan komt de zon op en dan schijnt ze door het water.” “Oh nee, komt de zon straks al op? Is de nacht al voorbij?” schrikt Sverre. “Dan moet ik weer naar de plaats waar ik toegekomen ben. En ik weet niet meer waar het was!” De schorpioenvis denkt even na. “Misschien kunnen de blauwe visjes wel helpen. Zij kennen heel goed de weg in de grote grote zee. Kijk daar zijn ze,” zegt de schorpioenvis met zijn zachte lieve stem.
Twee blauwe visjes zwemmen voorbij. Het eerste visje zwemt heel vlug en heeft geen tijd om naar Sverre te luisteren. Het tweede visje stopt en luistert naar Sverre. “Kan jij je nog iets herinneren van wat je op die plaats gezien hebt?” vraagt hij. Sverre denkt diep na… “Er was daar iets geel. Ik denk iets met poten,” zegt Sverre ongeduldig. Want het wordt de hoogste tijd om de spreuk te zeggen. “Was het misschien een ster, een zeester?” vraagt het blauwe visje. “Ja, dat was het, een gele zeester!” roept Sverre. “Dan weet ik het. Ik weet waar de gele zeester woont. Kom volg me.” En samen zwemmen ze weg.
“Kijk daar ligt ze, daar ligt de gele zeester!” roept de blauwe vis. “Ja! Hier is het!” roept Sverre. Hij neemt afscheid van de blauwe vis en de zeester en zet zijn duikvinnen stevig op de grond. “Meteo Livio Recanto” Sverre zegt de spreuk… maar er gebeurt niets. “Oh nee, ik heb het weer verkeerd gezegd!” roept Sverre bang, “en de zon komt bijna op!” “Recanto Livio Meteo” Sverre krijgt weer dat raar gevoel. Het lijkt wel of hij vliegt. Even later voelt hij een schok en voorzichtig opent hij zijn ogen… Sverre ligt in zijn bed. Het is nog donker in zijn kamer. Hij voelt aan zijn haar en zijn gezicht. Zijn haar is droog en de stoppelbaard is weg. De volwassen duiker Sverre is weer gewoon Sverre geworden. Op zijn nachtkastje zit Kazimir te wachten met zijn ogen open en zijn blauwe muts rechtop.
“Welkom terug! Hoe was het avontuur?” vraagt Kasimir. “Ongelofelijk mooi! Wat een prachtig avontuur was dat!” zucht Sverre. Hij is nog steeds onder de indruk. Maar daar komt mama de trap op. Hij doet vlug het lichtboek toe. Kazimir gaat er bovenop zitten en sluit zijn ogen. Zijn blauwe muts hang weer slap. “Sverre, opstaan! Goeiemorgen, goed geslapen?” vraagt mama. “Ja hoor, en ik had weer een prachtige droom,” lacht Sverre. Als mama de kamer uit is, doet Kasimir zijn ogen weer open en zijn muts staat weer rechtop. “En hoe was het avontuur nu?” vraagt hij ongeduldig. “Fantastisch! Ik zal het je vanavond allemaal vertellen.” Sverre haast zich naar beneden want van het duiken heeft hij grote honger gekregen. “Waarom zit je zo naar mij te kijken?” vraagt papa verbaast aan Sverre. “Als ik later volwassen ben, zal ik dan op jou lijken? En moet ik mij dan elke dag scheren?” vraagt Sverre. “Oei, waar denk jij al aan?” lacht papa. “Je kan ook je baard laten groeien. Dan moet je je niet elke dag scheren. Maar eet nu maar verder dan kan je straks naar school vertrekken.” Voor Sverre vertrekt, kijkt hij nog even in de spiegel. Hij voelt aan zijn kin. ”Die stoppeltjes vond ik best wel ok…”