Tijdens een wandeling door het bos kwam Fran voorbij de Babbelboom. Fran wilde even rusten en zette zich neer op het stronkje met mos en zei de toverspreuk:
‘Biebbele babbele boe
Oren open en mondjes toe.
Het is geen grap, het is geen droom,
Luister naar de Babbelboom.
Letters, woorden, zinnen,
Laten we beginnen.’
Langzaam werd de boom wakker en zei: “Dag Fran, ik ben blij dat je op bezoek komt. Kan ik je plezieren met een verhaaltje? En waarover mag het verhaaltje gaan?”
Fran zei natuurlijk ja en vroeg, “ken je een verhaal over een lieveheersbeestje?”
De Babbelboom knikte ja en vertelde:
Er was eens een lieveheersbeestje dat veel eitjes gelegd had. Na een paar dagen kwamen de eitjes uit. Uit die eitjes kwamen larven. De larven gingen veel eten, vooral bladluisjes. Dan werden de larven poppen. En na een paar weken kwamen er uit de poppen allemaal kleine lieveheersbeestjes. Levenscyclus lieveheersbeestje
Na een tijdje hebben ze sterke vleugels en vliegen ze uit. Maar één lieveheersbeestje vliegt niet mee. Hij is nog veel te moe en wil nog slapen. Na enkele dagen krijgt hij honger. Maar om eten te zoeken moet hij kunnen vliegen. Maar dat valt echt niet mee.
Hij slaat zijn vleugeltjes uit maar het lukt nog niet. Hij oefent heel de dag, maar ’s avonds gaat het nog altijd niet. En zijn buikje gromt van de honger. Hij weet niet goed hoe hij zijn vleugeltjes moet gebruiken. Een vlindertje dat juist voorbijvliegt wil hem helpen. “Kom naast me staan op de tak,” zegt het vlindertje. “Spreid je vleugels en fladder zoals ik. 1, 2, 3, hop, maak een kleine sprong en we zijn weg,” De vlinder fladdert door de lucht en laat al zijn mooie kleuren zien. En het lieveheersbeestje… zit nog altijd op de tak. “Het gaat niet, ik durf niet,” zegt hij met een trillende stem. “Dan kan ik jou niet helpen, jammer,” zucht de vlinder en fladdert verder, hoog door de lucht. “Wil jij me helpen?” vraagt het lieveheersbeestje aan een klein vogeltje. Het is een vink die zijn prachtige lied fluit hoog in de boom waar het lieveheersbeestje zit. “Kan jij dan nog niet vliegen?” vraagt de vink verbaasd, “de andere beestjes zijn allemaal al vertrokken.” Het lieveheersbeestje begint zachtjes te wenen. “Ik weet het, ze zijn allemaal weggevlogen, op zoek naar eten. Maar ik durf niet, ik heb al veel geoefend. Ook de vlinder heeft me al geholpen… maar ik kan het nog altijd niet. En ik heb zo een grote honger.” De vink heeft echt wel medelijden met het lieveheersbeestje en vliegt naar beneden tot op de tak waar het kleintje zit te trillen van schrik en van de honger. De vink gaat dicht bij hem zitten. “Spreidt je vleugels en fladder zoals ik. 1, 2, 3, hop, maak een kleine sprong en we zijn weg.” De vink vliegt hoog naar de top van de boom en fluit weer zijn mooiste lied. Het lieveheersbeestje spreidt zijn kleine vleugeltjes, beweegt ze op en neer en… dan doet hij zijn vleugeltjes weer toe. “Het gaat niet, ik durf niet,” zegt hij weer met een trillende stem. “Sorry,” roept de vink vanuit de boom, ”dan kan ik jou niet helpen.” En hij vliegt verder, hoog door de lucht. Hij geeft het op. “Ik ga nooit kunnen vliegen en ik zal doodgaan van de honger,” weent het kleine lieveheersbeestje. Het is nu helemaal donker. Alleen het licht van de maan schijnt door de bomen. Het kleine lieveheersbeestje is uitgeput en valt in slaap.
Hij zit daar helemaal alleen op de tak van de grote boom. Terwijl het lieveheersbeestje slaapt is de uil wakker geworden. Hij ziet hem zitten en vliegt er naar toe. “Dag kleine lieveheersbeestje wat zit jij hier helemaal alleen op die grote tak te doen. Moet jij niet bij je vriendjes zijn?” Het lieveheersbeestje schrikt wakker. Verwonderd kijkt hij naar de grote uil. “Ik kan niet vliegen en niemand kan het me leren. De vlinder heeft het al geprobeerd en ook de vink. Maar het is niet gelukt. Ik zal nooit kunnen vliegen en ik zal doodgaan van de honger.” “Kom, kom, niet wenen. De vlinder en de vogel kunnen je niet helpen, hun vleugels zijn veel te groot. Jij hebt kleine vleugeltjes en jij vliegt helemaal anders. Ga maar lekker slapen. Ik ga vannacht op zoek naar iemand die je wel kan helpen. Wacht maar…” lacht de uil. Hij spreidt zijn vleugels en vliegt weg, hoog in de lucht. De volgende morgen zitten er op de tak wel tien lieveheersbeestjes te wachten. “Vlieg jij met ons mee?“ vragen ze aan hun eenzame vriendje. Het kleintje open zijn ogen en is dolgelukkig als hij de ander lieveheersbeestjes ziet en vraagt wat ze komen doen. “De uil is ons komen halen. Hij heeft ons alles vertelt en wij komen jou helpen.” Ze zetten zich allemaal klaar op een rij met ook het kleine lieveheersbeestje erbij. Allemaal samen spreiden ze hun vleugeltjes en 1, 2, 3, hop… daar vliegen ze samen hoog door de lucht op zoek naar een lekker hapje.