Hoe Kobe een kikker werd…

Bartholomeus, Pedro, Pol en Kobe zitten op een avond gezellig bij elkaar aan de rand van de vijver. En Bartholomeus, de nieuwsgierige bij, heeft enkele vraagjes voor Kobe. “Zeg Kobe, waarom ben jij de enige kikker hier in de vijver? En was jij vroeger geen vis?” De andere kijken verwonderd. “Vis, vis, Kobe is een kikker en geen vis,” lacht Pol de mol terwijl hij zijn brilletje wat verder op zijn neus duwt. “Dat is geen grap, Bartholomeus heeft gelijk. Ik was vroeger een visje, een kikkervisje. En ja, vroeger woonde ik in een sloot en niet in deze prachtige vijver. Willen jullie weten wat er vroeger allemaal gebeurd is?” vraagt Kobe. De vrienden knikken. Dat willen ze zeker weten. En Kobe vertelt.

Mijn mama woonde in een brede sloot. Op een dag legde ze heel veel eitjes. Allemaal die eitjes plakten aan elkaar, dat noemen ze kikkerdril. In één van die eitjes zat ik. Toen ik wat groter werd, kroop ik eruit en was ik een piepklein visje, een kikkervisje. Ik had ook veel broertjes en zusjes. Die vonden het allemaal fijn om een kikkervisje te zijn. Maar ik niet, ik vond zwemmen niet leuk. Ik wilde heel graag springen zoals mama dat deed. “Jij bent een ongeduldig kikkervisje, je moet wachten tot je groter wordt,” had mama gezegd. Wachten, wachten, altijd maar wachten… dat vond ik niet leuk. Op een dag vertelde mama dat we al alleen mochten rondzwemmen in de sloot. Ze had wel gezegd, ”niet te ver want in de sloot zwemmen er grote vissen en die durven kleine visjes bijten en opeten.” Mama sprong uit het water. Ik probeerde het ook, maar ik had nog geen pootjes, alleen maar een staartje en daarmee ging het niet. Toen ik nog wat verder zwom, zag ik kleine konijntjes die sprongen van plezier. Die waren blij maar ik niet. Ik wilde ook springen. Maar op een dag gebeurde er iets raar. Ik had een raar gevoel. Er groeiden kleine pootjes aan mijn lijfje. Ik dacht dat ik nu wel kon springen. En toen ik een sprinkhaan zag, probeerde ik het weer. Maar het ging nog niet, mijn achterpootjes waren nog te klein. Wachten, wachten, ik moest nog altijd wachten. Ik was het beu en zwom verder weg. Ondertussen had ik al een heel eind gezwommen in de sloot en was ik ver weg van mijn broertjes en zusjes. En toen dacht ik aan wat mama gezegd had: ”zwem niet te ver want daar zitten de grote vissen en die durven…” Te laat, er kwam een grote vis aangezwommen! Ik was zo bang! Die vis kon veel vlugger zwemmen dan ik en mama was niet in de buurt om me te helpen. Misschien als ik uit het water kon springen… Ik probeerde het en jaaaa, het was gelukt! Ik had ook voorpootjes gekregen en als laatste was mijn staartje afgevallen. Nu was ik een echte kikker geworden die heel hoog kon springen. Juist op tijd.

Illustratie Lander Loots

De vrienden zitten met open mond te luisteren. “Dat was spannend,” zucht Pol de mol, terwijl hij zijn brilletje weer wat hoger op zijn neusje duwt. “Maar waarom ben je in de vijver komen wonen? Was het in de sloot niet leuk meer?” vroeg Pedro de pony. “Da’s nog een ander verhaal. Zal ik dat ook eens vertellen?” vraagt Kobe. De vrienden knikken weer en Kobe vertelt.

Ik ben nog een hele tijd in de sloot blijven wonen. Maar na een tijdje was het daar echt niet meer leuk. Wandelaars en fietsers die daar voorbijkwamen, gooiden soms iets in het water. Eerst was het nog niet zo veel, een papiertje of zo. Maar later lagen er soms blikjes en flesjes en andere vieze dingen in de sloot. Het water werd zo vuil en vies. Er ging wel eens een visje dood. Toen zei mama, “we kunnen hier niet blijven, jullie moeten allemaal een ander plekje zoeken om te gaan wonen.” En toen ben ik naar hier verhuisd. Naar de grote vijver in de prachtige tuin. En natuurlijk bij mijn allerbeste vrienden, mijn vrolijke vrienden. Toen beginnen ze allemaal te lachen en te zingen:

‘Vrolijke, vrolijke vrienden, vrolijke vrienden dat zijn wij!

Vrolijke, vrolijke vrienden, vrolijke vrienden dat zijn wij!’

Zoals altijd speelt Bartholomeus mee op zijn accordeon. “Wij zijn toch de beste vrienden hé!” Het is ondertussen al donker geworden, tijd om te gaan slapen. “Kobe, het was superleuk om naar jou te luisteren. Wil jij nu nog even naar mij luisteren? Ik ken een heel leuk liedje over een kikkervisje dat een kikker wordt. Over Kobeke die grote Kobe wordt.” Allemaal luisteren ze naar Bartholomeus die heel mooi kan zingen en prachtig op zijn accordeon speelt. Dag kleine kikker

‘Dag kleine kikker bij ons in de sloot.

Eerst was je klein maar nu ben je groot.

Je werd als een vis uit een eitje geboren.

En toen kreeg je pootjes van achter en van voren.

Je staartje verdween, het is werkelijk waar.

En toen kon je springen, want toen was je klaar.

Dag kleine kikker bij ons in de sloot.

Eerst was je klein maar nu ben je groot.’

“Slaapwel allemaal! Tot morgen!” zeggen de vrienden tegen elkaar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *