Krisje krekel is als eerste wakker en speelt zacht een deuntje op zijn viool. De vogels zijn er ook en fluiten vrolijk mee. De konijntjes springen rond en flapperen met hun oren bij het horen van de muziek. Alle dieren worden nu wakker en komen naar de open plek in het bos. Samen zingen ze om elkaar een goeie morgen te wensen.
“Goeiemorgen, goeiemorgen, goeiemorgen jij en jij.
Goeiemorgen, goeiemorgen ik ben vandaag zo blij!’
Ze vertellen ook hun plannen voor vandaag en Kraakje eekhoorn heeft een vraag. “Wie gaat er mee naar het toverbos?”, vraagt hij heel serieus.
“Het toverbos?” vraagt Krisje verwonderd, ”daar heb ik nog nooit van gehoord.” Kaboutervrouwtje en kaboutermannetje komen aangelopen. “Laat je niets wijsmaken, er bestaat geen toverbos,” lacht kaboutermannetje, ”er worden wel verhaaltjes verteld over een vijver met speciale krachten maar dat moet je allemaal niet geloven.” Prikkebol is toch wel nieuwsgierig. “Weet jij de weg naar het toverbos?” vraagt hij aan Kraakje. “Ja hoor, ga je mee, dan zijn we al met twee?” vraagt Kraakje. “Ja, ik wil dat toverbos wel eens zien,” zegt Prikkebol vastberaden en hij zet zijn stekels helemaal rechtop. Enkele vogels willen ook mee. “Een vijver met magische krachten… spannend,” fluiten ze blij. De ander dieren blijven thuis. “Goeie reis, beste vrienden en voorzichtig hé,” zegt Krisje, die toch wel een beetje bezorgd is. Volgens Kraakje is het bos best wel ver van hier en wordt het een lange reis. Daar gaan ze, Prikkebol, Kraakje pluimstaart en drie vogeltjes.
“Is het nog ver?” vraagt Prikkebol na een uurtje wandelen. “Ben je nu al moe? We zijn er nog lang niet hoor,” zucht Kraakje. “Jij hebt gemakkelijk praten. Jij kan springen en kruipen. En de vogels kunnen vliegen. Maar ik kan alleen maar stappen met mijn korte pootjes sapperlootjes?” zegt Prikkebol een beetje boos. “Wij vliegen alvast voorop om te kijken hoe ver het nog is,” zeggen de vogels. Kraakje kruipt ondertussen in een hoge boom. Van daaruit kan hij heel ver kijken. “Ik zie nog geen vijver. Het zal wel nog een hele eind stappen zijn,” zucht Kraakje. “Waar gaan jullie naartoe?” roept een grote rat die van tussen de struiken komt gekropen. “We gaan naar het toverbos. Daar is een vijver met speciale krachten,” vertelt Kraakje. “Oh, die wil ik ook wel eens zien,” roept de rat luid, “mag ik mee?” Dat vinden Kraakje en Prikkebol wel een goed idee. “Maar je moet zo niet roepen hoor, we zijn niet doof,” lacht Kraakje.
Even later zijn de drie vogels terug. “We hebben het toverbos gevonden en de vijver gezien,” zeggen ze, “nog een uurtje stappen en dan zijn we daar.” Prikkebol is wel al moe en zucht en kreunt. “Nog zo lang en mijn korte pootjes zijn al moe.” Maar hij zet door. Als ze bijna bij de vijver zijn, zien ze tussen de bomen een kleine ree lopen. “Ik denk dat die ook naar de vijver loopt,” zegt de rat, “ik ga hem volgen.” Dat is niet zo gemakkelijk want een ree kan heel hard lopen. De vogeltjes vliegen ook mee en Kraakje springt van tak naar tak. “Wacht op mij!” roept Prikkebol. Kraakje komt terug. “Ik blijf wel bij jou Prikkebolletje,” lacht hij.
Ondertussen zijn het reetje en de rat aangekomen bij de vijver. Het reetje gaat tot aan de rand om van het water te drinken. De rat wacht af. Hij heeft ook wel dorst maar drinken… nee dat durft hij niet. “Als het water betoverd is, word ik misschien wel een monster of word ik ziek,” denkt hij. Het reetje drinkt en lacht. “Het water is precies wel lekker,” denkt de rat. Hij wacht op zijn vrienden.
Daar zijn de vogels al. Ze landen bij de rand van de vijver en willen gaan drinken. “Nee, niet doen!” roept de rat, “het water is betoverd.” De vogels wachten ook even af maar als ze zien dat het reetje drinkt, doen zij dat ook. De rat durft nog niet. Maar als hij ziet dat de vogels ook lachen, gaat hij dichterbij. “Is het water zo lekker?” vraagt hij benieuwd. “Ja hoor, proef maar eens,” lachen het reetje en de vogels.
Heel voorzichtig kruipt hij naar de rand van de vijver en begint te drinken. Omdat hij nog een beetje bang is, doet hij zijn ogen toe. “Dat is toch gewoon water,” zegt hij verbaasd. “Drink nog een beetje maar nu met je ogen open,” zegt het reetje. “Oh, daar zit nog een rat!” roept de rat, ”maar ze verdrinkt!” De vogels en het reetje moeten heel hard lachen. “Gekke rat, dat ben jij daar in het water,” zegt het reetje, ”dat is je spiegelbeeld.” Verwonderd gaat de rat nog eens kijken. Hij zwaait en de rat zwaait terug. “Oh wat leuk, ik zie mezelf. Dat heb ik nog nooit gezien. Da’s toch wel even schrikken maar oh zo leuk,” lacht de rat. “Ssssssst, Kraakje en Prikkebol zijn daar. Niets zeggen hé,” fluisteren de vogeltjes.
Prikkebol is doodmoe en heeft heel veel dorst. Hij waggelt naar de rand van de vijver om te drinken. “Wacht, niet doen!” roept Kraakje, “het water is betoverd en dan wordt je misschien wel een monster of wordt je ziek.” De rat, de vogels en het reetje beginnen weer te lachen. “Drink maar, het water is heel lekker en je wordt er blij van,” zegt de rat. Dat laat Prikkebol zich geen twee keer zeggen. Hij drinkt van het water… ”Oh, daar ligt een egel in het water en hij verdrinkt!” roept Prikkebol luid. “Nee, gekke egel, dat ben jij daar in het water,” zegt de rat, ”dat is je spiegelbeeld.” Verwonderd gaat Prikkebol nog eens kijken. Hij zwaait en de egelt zwaait terug. “Oh wat leuk, ik zie mezelf. Dat heb ik nog nooit gezien. Da’s toch wel even schrikken maar oh zo leuk,” lacht Prikkebol. Alle dieren hebben zo veel plezier met hun spiegelbeeld.
Als laatste gaat Kraakje een kijkje nemen en een slokje drinken. “Oh, geweldig!” roept hij, ”ik heb al veel eekhoorntjes gezien maar nog nooit mezelf. Hoe leuk is dat!”
Kraakje kruipt op een tak die boven de vijver hangt en kijkt in het water. Hij gaat op een berg bladeren zitten aan de rand van de vijver en kijkt weer in het water. Hij vindt het superleuk om zichzelf te zien. “Dit is een spiegelvijver,” zegt Kraakje, ”dat moeten we aan onze vrienden gaan vertellen.”
Het reetje is wel verwonderd dat onze vrienden hun spiegelbeeld nog nooit gezien hebben. “Je kan dat in elke vijver zien. Of in een beek of in een waterplas,” vertelt hij. Het is nu wel de hoogste tijd om terug naar huis, naar het grote bos te vertrekken. Want binnen enkele uren is het weer donker. Allemaal samen gaan ze op weg. “Spring maar op mijn rug,” zegt het reetje tegen Prikkebol, “dan gaat het wat vlugger vooruit. Maar voorzichtig hé.” Na een uurtje stappen nemen ze afscheid van het het reetje en de rat. “Komaan nog even doorstappen en we zijn weer thuis,” zegt Kraakje.
Als ze er bijna zijn begint het heel hard te regenen. Krisje krekel en de kabouters staan al te wachten bij hun huisje in de holle boom. “Kom vlug binnen en vertel… hoe was het in het toverbos? En hebben jullie de vijver met magische krachten gezien?” vragen ze. Kraakje en Prikkebol vertellen hun avonturen. Maar Krisje en de kabouters begrijpen het niet. “Een spiegelbeeld en mezelf kunnen zien? Dat kan toch niet?” lacht Krisje. “Kom, ik zal het je laten zien,” zegt Kraakje.
Ondertussen is het gestopt met regenen. Buiten liggen er grote plassen. Een grote huisjesslak kruipt tot juist aan de rand van de plas. “Kom eens kijken, als je in de plas kijkt zie je het spiegelbeeld van de slak” zegt Kraakje. Krisje en de kaboutertjes komen voorzichtig kijken. Het kaboutervrouwtje gaat helemaal tot aan de rand van de plas. “Oh, dat ben ik, ik zie mezelf!” roept ze blij. Krisje en het kaboutermannetje nemen ook een kijkje. “Oh wat leuk, We zien onszelf. Dat hebben we nog nooit gezien. Da’s toch wel even schrikken maar oh zo leuk,” roepen ze samen. Ondertussen is de zon bijna ondergegaan en zoals elke avond, voor de dieren gaan slapen, is er een feestje in het bos. Krisje speelt op zijn viool en de andere dieren komen dansen en zingen. En vanavond dansen ze rond de plassen. Af en toe nemen ze een kijkje en zien ze zichzelf. Het wordt een echt spiegelfeest. Even later zeggen ze slaapwel, ook tegen zichzelf , daar in de die grote plas…