Het is tijd voor een verhaaltje uit het grote babbelboek. Ga even zitten en zeg de toverspreuk dan komt het verhaaltje, het wordt heel leuk.
‘In het grote babbelboek
zijn de letters en de kleuren zoek.
Open, toe en schudden maar…
Het verhaal is klaar, echt waar!’
“Mama, gaan we nog eens wandelen en naar de bloemen kijken?” vraagt Lenthel met haar allerliefste stemmetje. Lenthel is een lieve meid die heel veel van bloemen houdt. Bloemen maken haar zo blij. “Jij bent een echt bloemenmeisje,” lacht mama die zelf ook veel van bloemen houdt. Als ze samen gaan wandelen genieten ze van de prachtige kleuren en de heerlijke geuren. “Welke bloem is dit? En deze?” Lenthel wil alle namen van de bloemen weten. Soms weet mama het wel maar niet altijd. Ze kent ze niet allemaal. “Dag gele bloem,” lacht Lenthel als mama de naam niet kent, “en dag rode bloem.”
“Mama, kijk daar zitten vlinders! En welk bloem is dit?” vraagt ze blij. “Oh prachtig, ze zitten op de bloemen van de vlinderstruik,” zegt mama. “Sssst, stilletjes. Anders vliegen de vlinders weg” fluistert Lenthel terwijl ze heel voorzichtig dichterbij sluipt. “Kijk goed,” vertelt mama, ”het zijn allemaal kleine paarse bloemetjes die in een grote tros bij elkaar staan.” Lenthel gaat nog dichter om het goed te zien… maar de vlinders schrikken en ze vliegen weg. “Niet erg,” troost mama Lenthel die heel verdrietig kijkt, “straks komen ze wel weer terug.” Ze wandelen verder. “Tot de volgende keer vlinderbloemetjes,” fluistert Lenthel, ”niet verdrietig zijn, de vlinders komen straks terug.”
Even later wandelen ze voorbij een grote vijver. “Kijk mama, er liggen bloemen in het water,” zegt Lenthel terwijl ze naar de prachtige roze bloemen wijst. “Dat zijn waterlelies. Toen ik nog een klein meisje was, vertelde oma vaak verhaaltjes uit een sprookjesboek en daar stond een verhaaltje in over waterlelies,” zegt mama. “Vertel, vertel,” zegt Lenthel ongeduldig. Ze luistert graag naar verhaaltjes en zeker als het over bloemen gaat. “Ik kan het me niet zo goed meer herinneren. We zullen het eens aan oma vragen als we de volgende keer op bezoek gaan,” zegt mama. “Gaan we straks dan?” vraagt Lenthel weer ongeduldig. “Vandaag niet, maar morgen misschien,” lacht mama, “want nu is het tijd om naar huis te gaan. Ik zal vanavond eens bellen naar oma of je morgen een dagje op bezoek mag komen.” Dat vindt Lenthel een schitterend idee. Als mama die avond voor het slapengaan Lenthel nog een nachtzoentje gaat geven, zit ze ongeduldig rechtop in haar bedje te wachten. “En mama, heb je al gebeld?” vraagt Lenthel. “Ja hoor en oma verwacht je morgen voor een gezellig dagje.” “Joepie, dan kunnen we gaan wandelen en naar de bloemen kijken,” roept Lenthel blij. “Mijn klein lief bloemenmeisje,” lacht mama, ”slaapwel.”
“Woef, woef,” Sprokkels, het hondje van oma staat al te wachten als Lenthel ’s morgens toekomt. “Lenthel komt straks en dan gaan we wandelen,” had oma gezegd. En dat moest ze geen twee keer zeggen. Twee woorden: wandelen en Lenthel en Sprokkels staat paraat met zijn leiband in zijn mond. “Hé Sprokkels,” lacht Lenthel terwijl ze zijn kopje aait. Ze geeft oma een knuffel en een dikke zoen en neemt afscheid van mama. “Tot vanavond!” roept mama terwijl ze weer in de auto stapt. “Gaan we wandelen oma?” vraagt Lenthel. “Wat denk je? Natuurlijk en Sprokkels heeft er ook zin.” Lenthel mag de leiband vasthouden en daar gaan ze. Als ze voorbij een weide vol madeliefjes komen, blijft Sprokkels staan. Oma maakt Sprokkels los. Hier mag hij altijd loslopen en Lenthel loopt met hem mee. “Niet te vlug hé,” lacht oma, “want ik kan niet volgen.”
“Welke bloemetjes zijn dit oma?” vraagt Lenthel. Als oma zegt dat het madeliefjes zijn, moet ze lachen. “Zijn die bloemetjes dan lief?” vraagt ze. “Ja, eigenlijk wel. Ze zijn lief voor de bijtjes want omdat de madeliefjes heel lang bloeien kunnen de bijtjes vaak op bezoek komen,” lacht oma. “Ja, voor de honing,” zegt Lenthel trots, ”dat heeft onze juf op school verteld.” Ondertussen rent en springt Sprokkels rond tussen en over de madeliefjes. En af en toe blijft hij staan en snuffelt hij met zijn nat zwart neusje aan de bloemetjes. “Kom Sprokkels,” roept oma, “we gaan nog wat verder wandelen.” Ze doet zijn leiband weer aan en Lenthel mag hem weer vasthouden.
“Hé oma, kijk daar staan pluizenbollen!” roept Lenthel en ze loopt er naartoe. “Mag ik er één plukken en blazen? Dan mag ik een wens doen.” Oma kijkt verbaasd. “Wacht even, ik zal je eerst iets vertellen over die pluizenbol. Eerst was die pluizenbol een gele paardenbloem zoals die daar,” wijst oma. ”Als zo een paardenbloem verwelkt, gaat die helemaal toe en kan je de gele blaadjes niet meer zien. En enkele dagen later verandert de paardenbloem in zo een bol vol pluisjes. Die pluisjes, dat zijn allemaal zaadjes. Als de zaadjes groot genoeg zijn zal de wind ze meenemen en ergens laten vallen in het zand. Als de pluisjes dan een plaats gevonden hebben in het zand zullen ze uitgroeien tot nieuwe paardenbloemen. Je kan de zaadjes een beetje helpen door heel zachtjes de pluisjes weg te blazen. Zoals de wind dat doet.”
Lenthel en ook Sprokkels hebben geboeid geluisterd naar oma. “Mag ik dan nu plukken en blazen?” vraagt Lenthel ongeduldig. “En als ik alle pluisjes in één keer kan wegblazen, mag ik een wens doen. Dat heeft de juf ook verteld.” Oma vindt het goed en Lenthel plukt een pluizenbol. Ze blaast zo hard ze kan en oma blaast stiekem een beetje mee. “Gelukt, gelukt! Nu mag ik een wens doen!” Lenthel knijpt haar ogen stijf dicht en doet een wens. “En wat heb je gewenst?” vraagt oma nieuwsgierig. “Ik wenste dat de bloemen konden praten. Dan konden ze ons mooie verhalen vertellen. Maar oma waarom heten die gele bloemen eigenlijk paardenbloemen?” vraagt Lenthel. “Jij bent toch een vraagstaartje hé,” lacht oma “en zoals je mama altijd zegt een echt ’bloemenmeisje’. Ze heten paardenbloemen omdat paarden ze heel graag lusten. Als je wens zou uitkomen en de bloemen kunnen praten dan zouden ze het je zelf kunnen vertellen.” Lenthel denkt na en staat een beetje te dromen. “Oh ja, dat zou leuk zijn… praten met de bloemen.” Ondertussen wandelen ze terug naar huis want het is tijd voor het middageten. “Mag ik na het eten in de tuin spelen, oma? En naar de bloemen gaan kijken?” vraagt Lenthel. “Natuurlijk mijn klein bloemenmeisje,” lacht oma. En ze wandelen naar huis.
Oma heeft een prachtige tuin met achteraan een groot bloemenveld met allemaal wilde bloemen in verschillende kleuren. Natuurlijk is dit het lievelingsplekje van ons bloemenmeisje. Bloemen plukken doet ze nooit. Lenthel vindt ze veel mooier als ze allemaal samen in de tuin staan. “Ga je mee naar de bloemen kijken?” vraagt Lenthel aan Sprokkels na het middageten. Maar die geniet in zijn mand van een zalig middagdutje. “Jammer, dan neem ik Meneer Beer wel mee,” zegt Lenthel. “Tot straks!” roept oma haar nog na, ”veel plezier bij de bloemen.”
Terwijl Lenthel met Meneer Beer door de tuin wandelt, vertelt ze hem over de madeliefjes, de paardenbloemen en de pluizenbollen. “En omdat ik helemaal alleen alle pluisjes in één keer kon weggeblazen, mocht ik een wens doen. En ik heb gewenst dat alle bloemen kunnen praten. Dan kunnen ze ons hun naam zeggen en bloemenverhalen vertellen. Ga je mee Meneer Beer? Ik ga kijken of mijn wens is uitgekomen…”
Aan de rand van de wilde bloementuin staan hele grote gele bloemen. “Kijk Meneer Beer, die bloemen zijn wel twee keer zo groot als ik. Wat zou de naam van die bloemen zijn?” vraagt Lenthel. “Ik ben een zonnebloem” fluistert een stem. Lenthel schrikt. “Wie heeft dat gezegd?” vraagt ze met een trillend stemmetje. “Ik, de zonnebloem,” hoort Lenthel weer. Ze kan het bijna niet geloven… Is haar wens uitgekomen? Kunnen de bloemen echt praten nu? Met Meneer Beer stevig in haar armen gaat ze nog wat dichterbij. “Kom maar, je moet niet bang zijn hoor, klein bloemenmeisje,” zegt de grote zonnebloem. Ze kan het nog steeds niet geloven. “Kunnen alle bloemen praten, of alleen jij?” vraagt Lenthel. “Alle bloemen kunnen praten. Maar alleen jij kan ons horen omdat jij de wens gedaan hebt en omdat jij een echt bloemenmeisje bent,” zegt de grote zonnebloem.
“Fantastisch! En wil je me dan eens vertellen waarom jij zonnebloem heet?” vraagt Lenthel. “Kijk eens goed naar mij. Ik lijk een beetje op de zon. Mijn gele bloemblaadjes zijn zoals de zonnestralen en ik kijk ook altijd naar de zon. Ik draai mijn kopje mee met de zon. Als de zon ’s morgens opkomt kijk ik naar het oosten en ’s avonds als de zon ondergaat kijk ik naar het westen. Nu is het middag en nu kijk ik naar het zuiden.” Met open mond staat Lenthel te luisteren en als ze heel goed kijkt, ziet ze het gezicht van de zonnebloem. Haar mond lacht en haar ogen kijken heel lief naar haar. “En wat gebeurt er als het regent?” vraagt Lenthel. “Dan ben ik een beetje verdrietig en hangen mijn blaadjes slap door het gewicht van de regendruppels. Maar ik ben dan ook wel een beetje blij. Dan kan ik water drinken anders ga ik te vlug verwelken.” Lenthel geniet van het verhaal van de zonnebloem maar ze neemt afscheid want ze wil ook nog met andere bloemen een praatje maken.
“Dag rode bloem, kan jij ook praten?” vraagt Lenthel nieuwsgierig. “Ja hoor,” fluistert de bloem, ”ik ben altijd heel voorzichtig, zodat mijn fijne rode blaadjes mooi blijven staan.” Lenthel zet een stapje dichter zodat ze de bloem beter kan verstaan. “En hoe heet jij?” fluistert Lenthel. “Ik ben een klaproos. Zal ik je eens vertellen hoe ik hier gekomen ben?” vraagt de rode bloem. Dat vindt Lenthel een fantastisch idee. Samen met Meneer Beer gaat ze tussen de bloemen in het zachte hoge gras zitten. “Oh ja, ik luister graag naar verhalen en zeker naar verhalen over bloemen.” En de klaproos vertelt:
“Toen ik nog een heel klein zaadje was, heeft de wind me hiernaartoe geblazen. Ik lag in het zand en ik kreeg wortels, een stengel en vier blaadjes. Maar ik zat netjes opgerold, in het donker. Zoals de klaproos hier naast mij. Ik kon de zon niet zien en ook de maan en de sterren niet als het donker was. Maar op een warme dag toen de zon heel hoog aan de hemel stond, kreeg ik een dikke zoen van een warme zonnestraal. Mijn groene schil ging open en ik kon al even naar buiten piepen. Ik zag de vlinders die rond mij fladderden en de bijtjes die op zoek waren naar honing. Langzaam vouwde ik mijn rode blaadjes open en was ik helemaal wakker. Rond mij stonden nog allemaal bloemen. Ik leerde hun namen kennen en kreeg heel veel vriendjes. Ik kreeg elke dag bezoek van een klein lieveheersbeestje dat langs mijn lange stengel naar boven kroop. En dat kleintje kom nog steeds.”
“Oh wat kan jij mooi vertellen,” fluistert Lenthel. Even later ziet ze het lieveheersbeestje op de stengel kruipen. En ook de vlinders, de bijtjes en een kleine groene rups komen een kijkje nemen. Ze willen allemaal zien wie het bloemenmeisje is. De grote zonnebloem heeft over haar verteld… Een kleine gele vlinder fladdert rond haar hoofd en geeft een zoentje op haar kleine neusje.
“Vergeet mij niet!” roept een stemmetje. Lenthel kijkt verwonderd rond. “Heb jij geroepen?” vraagt Lenthel aan de vlieg die op een klein blauw bloemetje zit. Maar de vlieg vliegt weg. “Vergeet mij niet!” roept het stemmetje nu luid. Lenthel stapt tot bij een kleine blauwe bloem. “Ik ben je niet vergeten hoor. Ik kom jou ook een bezoekje brengen. En hoe is jouw naam?”
Er staan veel van die kleine blauwe bloemetjes bij elkaar en samen zeggen ze, “vergeet mij niet.” Lenthel begrijpt er niets van. “Maar ik ben jullie toch niet vergeten, ik ben hier toch,” zegt ze. Nu beginnen de bloemetjes te lachen. “Dat is onze naam, wij zijn ‘vergeet-mij-nietjes’,” zeggen ze samen. “Nu begrijp ik het,” lacht Lenthel, ”en vanwaar komt die rare naam. “Hoe we echt heten, weten we niet,” vertelt het kleinste vergeet-mij-nietje, ”maar we zijn zo klein en worden vaak vergeten. Vandaar deze naam.” “Oh fantastisch,” lacht Lenthel “ik zal jullie nooit vergeten hoor. Als ik in de bloementuin kom, zal ik jullie altijd een bezoekje brengen.”
“Lenthel, mama is hier!” roept oma. “Dag lieve bloemen allemaal. Ik moet nu gaan. Mama komt mij halen. Maar als ik nog eens bij oma ben, kom ik jullie zeker nog eens een bezoekje brengen. Daaaaag” roept Lenthel. En alle bloemen zwaaien even met hun kopje…
“Dag bloemenmeisje, kijk eens wat ik heb meegebracht voor jou,” lacht mama. Ze zet een prachtige bloemenkroon op Lenthel haar hoofdje en geeft haar een dikke knuffel. “Was je verhaaltjes aan het vertellen aan Meneer Beer,” vraagt oma. “Nee nee, oma, ik heb met de bloemen gepraat. Mijn wens is uitgekomen!” roept Lenthel blij. ”Ik heb een praatje gemaakt met de zonnebloem, de klaproos en de vergeet-mij-nietjes. Maar alleen ik kan ze verstaan omdat ik een bloemenmeisje ben.” Mama begrijpt er niets van. “Ken jij allemaal de namen van de bloemen?” vraagt ze verwonderd. “Dat hebben ze me verteld. Echt waar!” zegt Lenthel een beetje boos als ze ziet dat mama haar niet gelooft. Als oma haar vertelt over de wandeling van deze morgen en over de pluizenbol, begrijpt mama het. “Ons bloemenmeisje heeft veel fantasie,” lacht mama.
Als oma ziet dat Lenthel boos is, krijgt ze toch een beetje medelijden. “Achteraan in de tuin, in een klein hoekje, staat de mooiste bloem die ik ooit gezien heb. Maar ik ken haar naam niet. Misschien kan jij het haar eens vragen,” stelt oma voor. Samen gaan ze naar de bloem. “Ik ga dichtbij. Blijven jullie maar hier staan. Want misschien is ze wel een beetje bang,” fluistert Lenthel. Oma en mama zien hoe Lenthel met de bloem praat en vinden het best wel grappig. Tot Lenthel terugkomt. “Haar naam is ‘juffertje in ’t groen’,” zegt Lenthel fier. Oma en mama kijken elkaar verwonderd aan. Zou het dan toch waar zijn dat hun kleine bloemenmeisje met de bloemen kan praten. “En vraag eens waarom ze zo heet?” vraagt oma. Lenthel stapt weer naar de prachtige bloem. Even later komt ze terug. “Haar blauwe bloemblaadjes lijken op een rokje van een juffertje. En rond haar groeien fijne groene blaadjes. Daarom heet ze ‘juffertje -in-’t groen’,” vertelt Lenthel. “Nu geloof ik het. Jij bent een echt bloemenmeisje en jij alleen kan met de bloemen praten,” lacht oma. Mama staat nog steeds verwonderd te kijken…
Als Lenthel die avond in haar bedje ligt, kijkt ze naar haar bloemenkroon die op haar nachtkastje ligt. Naast haar kroon staat een vaas met bloemen die Lenthel zelf geknutseld heeft. “Lieve bloemen, vandaag was het een fantastische dag…” Lenthel vertelt aan de bloemen wat er allemaal gebeurd is. “Jammer dat jullie geen echte bloemen zijn, dan kon ik ook met jullie praten. Slaapwel…” geeuwt ze. “Slaapwel” fluisteren de bloemen. Maar Lenthel hoort het niet. Ze ligt al in een diepe slaap.