In de buurt van de grote tuin waar Bartholomeus bij en zijn vrienden wonen, is er een ooievaarsdorp. Daar staan allemaal houten palen in de grond. Bovenop ligt een ronde houten plaat. De mensen hebben daar met takken nesten gemaakt voor de ooievaars. Daar komen ze elk jaar naartoe om eieren te leggen en te broeden.
Dan is er altijd veel lawaai in het ooievaarsdorp. Praten kunnen de ooievaars niet en om elkaar te begroeten maken ze een klepperend geluid. Ooievaars staan heel vaak op één poot. Als ze kou hebben trekken ze één van hun lange poten in om hem te warmen tussen hun veren. Ooievaars kunnen niet goed tegen de kou daarom trekken ze dan met z’n allen naar het zuiden, naar Afrika om daar te overwinteren. Enkele weken geleden zijn ze allemaal vertrokken en daarom is het nu weer stil in het ooievaarsdorp. En ook in de grote tuin is het nog stil.