“Ik heb zo slecht geslapen,” zucht Pedro de pony. Vannacht werd hij voortdurend wakker door een ritselend geluid in de hoek van zijn stal. Het was te donker om iets te zien. Nu het weer licht is, gaat hij op zoek. Hij spits zijn oren… Maar hij hoort niets. “Heb ik het dan gedroomd?” vraagt hij zich af.
De zon staat al hoog aan de hemel en Pedro stapt naar buiten. Het gras is nat van de dauw maar dat vindt hij zalig. “Lekker fris,” hinnikt Pedro blij. Een eindje verder komt Pol de mol een kijkje nemen. Hij kruipt uit zijn holletje, zet zijn brilletje goed op zijn neus en kijkt rond. “Ah, dag Pedro, ook al wakker? Zalig weertje hé!” roept Pol. “Is dat niet koud, zo met je poten in het natte gras?” vraagt Pol. “Nee hoor, dat is lekker fris, kom maar eens voelen,” lacht Pedro. “Ik kom eraan,” roept Pol. “Hij kruipt weer in zijn holletje, en langs een gang onder de grond kruipt hij naar de weide. Daar graaft hij zich een weg naar boven. “Kiekeboe, hier ben ik weer!” roept Pol terwijl hij zijn brilletje nog eens goed zet en het zand van zijn kopje schudt. Hij probeert op het gras te lopen maar dat lukt niet zo goed. “Ik heb pootjes om te graven en niet om te lopen hé,” lacht Pol, ”maar het is wel lekker fris, da’s waar.”
Bartholomeus bij is ook wakker en doet al een ochtendvluchtje over de weide waar Pedro in het natte groene gras loopt. “Goeiemorgen Pedro, goeiemorgen Pol, goed geslapen?” vraagt Bartholomeus. “Ja hoor, ik slaap altijd goed. Het is dan ook heel stil en pikkedonker onder de grond,” zegt Pol. “Ik heb heel slecht geslapen,” zeurt Pedro, ”ik hoorde iets ritselen in een hoek van mijn stal. Ik kon niets zien want het was veel te donker en toen ik deze morgen keek, vond ik niets. Waarschijnlijk heb ik het gedroomd.” Kobe de kikker is ook ontwaakt en zit op zijn waterlelieblad. “Goeiemorgen allemaal, beste vrienden,” kwaakt hij,” ik denk dat we bezoek hebben. Kijk eens daar…” Kobe wijst naar een struik een eindje verderop.
Tussen de grote bladeren van de struik zien ze iets bewegen. “Kijk daar hangt een lange staart te bengelen,” zegt Kobe. De anderen zien het nu ook. Bartholomeus vliegt er naartoe.
“Hallo, wie speelt daar verstoppertje?” lacht hij. Heel voorzichtig komt een lief snoetje piepen. “Ik ben Mini,” zegt een klein muisje met een bibberend stemmetje. “Je moet niet bang zijn hoor,” zegt Bartholomeus met zijn liefste stemmetje,” kom maar mee dan stel ik je voor aan mijn vrienden.” Mini de muis trippelt voorzichtig achter Bartholomeus. “Mag ik jullie voorstellen… Mini de muis,” zegt hij stilletjes. Mini de muis is heel bang van Pedro, hij is ook veel groter dan de anderen. “Dit zijn Pedro, Kobe en Pol,” zegt Bartholomeus, ”wij zijn de beste vrienden. En je moet echt niet bang zijn van Pedro. Hij is de liefste pony van de hele wereld. “Dag allemaal, ik ben Mini de muis en ik kom uit het grote huis,” vertelt het kleine muisje. “Ik heb daar heel lang gewoond in een klein holletje in de muur van de keuken. Ik smulde daar van de kruimeltjes en de kaaskorstjes. Maar ik ben gevlucht voor een dikke zwarte poes die daar is komen wonen. En je weet een poes en een muis… da’s niet pluis.”
“En waar woon je nu?” vraagt Bartholomeus. “Ik ben nog op zoek naar een nieuw huisje,” zucht Mini, ”vorige nacht heb ik in een hoekje van die stal daar geslapen.” Mini wijst naar de stal van Pedro. “Ah, nu begrijp ik het,” lacht Pedro, ”ik werd een paar keer wakker van geritsel maar ik zag niets, het was te donker. En deze morgen heb ik ook niets gevonden.” “Sorry dat ik je heb wakker gemaakt en ja ik kan me heel goed verstoppen,” lacht Mini, “Ik zoek vandaag wel een ander huisje. Weten jullie misschien iets?” De vrienden denken diep na… “In mijn holletje onder de grond is wel plaats, maar tussen het zand en in het donker?” vraagt Pol. “Da’s lief, maar dat zal niet lukken,” zegt Mini. “De plaatsjes waar ik slaap zijn een beetje klein voor muisjes, sorry,” zegt Bartholomeus een beetje triest. “Tja, en bij mij in de vijver is ook geen goed idee hé,” lacht Kobe. De kleine vrienden vinden het heel jammer dat ze Mini niet kunnen helpen.
Hiiii hiiiiii,” hinnikt Pedro, ”dan kom je toch gewoon bij mij wonen. Er is plaats genoeg. Maar… ik toon je een plaatsje waar ik je ’s nachts niet kan horen ritselen zodat we allebei goed kunnen slapen.” Dat vindt Mini een fantastisch idee. Ze loopt mee met Pedro naar de stal. De anderen moeten er een beetje om lachen. “Da’s toch super hé,” lacht Bartholomeus, ”een grote pony en een piepkleine muis in hetzelfde huis.” Pedro heeft in de stal een hoekje gevonden waar Mini mag wonen en waar ze kan ritselen zo veel ze maar wil.
En als het ’s morgens weer licht wordt, kan ze in de grote tuin op zoek naar lekkere hapjes. En als Mini de dikke zwarte poes van het grote huis ziet, kan ze zich verstoppen in de stal bij Pedro want daar is ze veilig. Ze vindt dit het beste plaatsje van de hele wereld.
Zoals elke avond als het donker wordt, komen de vrienden weer bij elkaar. Mini de muis voelt zich al goed thuis bij de vrienden en samen zingen het vriendenliedje:
‘Vrolijke, vrolijke vrienden, vrolijke vrienden dat zijn wij!
‘Vrolijke, vrolijke vrienden, vrolijke vrienden dat zijn wij!
En Bartholomeus speelt op zijn accordeon.
Schitterend !!!!