Vreemde vriendjes

In de verte klinkt het geluid van een viool. Het is Krisje krekel die zoals elke avond vrolijke deuntjes speelt tijdens het avondfeestje op de open plek in het bos. Het is weer een gezellige boel. Er wordt gezongen en gedanst. Omdat de dagen korter geworden zijn en de nachten kouder, wordt er vroeger gefeest. Vanavond is ook Vico vos in het grote dierenbos en gaat een kijkje nemen… Zoals altijd blijft hij op een veilige afstand want er zijn nog steeds dieren die schrik van hem hebben.

Foto Daniëlle van Doorn

Plots stopt Vico. Hij heeft iets gezien in het schemerdonker. Vier kleine lichtjes springen op en neer en heen en weer. Hij sluipt dichterbij… De lichtjes staan stil. Hij sluipt nog wat dichter… de lichtjes verdwijnen. Vico ziet vaag twee schimmen in het donker verdwijnen. Als hij aan de rand van het bos komt, ziet hij Meneer Uil op het houten paaltje zitten. Daar houdt hij zoals elke avond de wacht. “Hé Meneer Uil heb jij die lichtjes ook gezien?” roept Vico, ”ik denk dat we bezoek hadden vanavond want ik zag ook twee kleine schimmen verdwijnen in de donkere nacht.”

Foto Daniëlle van Doorn

“Lichtjes?” Welke lichtjes?” vraagt Meneer Uil verwonderd. “Ik denk dat het de ogen waren van twee kleine dieren die net als ik vanop afstand keken naar de feestende dieren op de open plek. “Ik heb niets gezien. Geen lichtjes, geen schimmen en ook geen dieren,” antwoordt meneer Uil, ”maar ik hou vannacht de wacht en als ik iets ongewoons zie, laat ik het je zeker weten.” En Vico vos verdwijnt ook in de donkere nacht…

Foto Daniëlle van Doorn

De volgende morgen vliegt Meneer Uil nog een laatste keer rond in het grote dierenbos. In de verte klinkt het vrolijke deuntje dat Krisje Krekel speelt op zijn viool om zijn vrienden te wekken. Met wijd gespreide vleugels zweeft Meneer Uil tot bij Krisje. Maar wat hoort hij? Speelt er iemand mee met Krisje? Wat een raar geluid… “Hé Krisje, wil je even stoppen met spelen? Ik hoor een vreemd geluid,” vraagt Meneer Uil terwijl hij zijn vleugels sluit en naast Krisje landt. Krisje stopt met spelen en luistert mee.

Foto Daniëlle van Doorn

Ze horen korte sjirpende roepjes en een voortdurend geknabbel. “Kijk daar,” fluistert Krisje, “daar, in die boom op die dikke takken zitten twee kleine diertjes. “Oh ja, ik zie ze ook,” lacht Meneer Uil, “zo schattig en grappig.” Krisje en Meneer Uil blijven een hele tijd naar hen kijken. “Ze lijken een beetje op onze vriend Kraakje, de eekhoorn,” zegt Krisje. En inderdaad ze lijken er wel op maar ze zijn kleiner. Ze zijn ook grijzer van kleur en op hun rugje hebben ze vijf lange strepen. De kleiner diertjes zijn voortdurend aan het knabbelen en vullen hun kleine wangzakken. “Ik denk dat ze net als Kraakje, bezig zijn met hun wintervoorraad aan te leggen,” zegt Meneer Uil. “Ssssst, straks horen ze ons,” fluistert Krisje. Maar het is al te laat… ze hebben Meneer Uil gezien en doodsbang kruipen ze verder weg tussen de takjes van de boom. “Niet bang zijn, ik ben ook maar een klein diertje. We zullen jullie echt geen kwaad doen. Kom terug alsjeblieft, dan kunnen we kennismaken,” roept Krisje.

Foto Daniëlle van Doorn

Het blijft even stil. “We zijn bang van die grote uil,” roept één van de diertjes, ”want uilen durven ons vangen en opeten. Ondertussen hebben ze zich verstopt in het gat van een dikke afgevallen holle tak. “Dat zal ik nooit doen. Wees maar gerust. Hier in ons grote dierenbos zijn alle dieren groot en klein vrienden en we doen elkaar geen kwaad,” zegt Meneer Uil met zijn allerliefste stem. Eén diertje steekt nieuwsgierig zijn kopje naar buiten en kruipt boven op de tak. “Komt je maatje niet naar buiten?” vraagt Krisje. “Dat is mijn vrouwtje, ze is nog een beetje bang van de uil. Ze zal straks wel komen. Ik zal me nu even voorstellen. Mijn naam is Sep en mijn vrouwtje is Sil en wij zijn Siberische grondeekhoorntjes. Wij lijken allemaal heel goed op elkaar. De vrouwtjes en de mannetjes zien er hetzelfde uit. Daarom dachten jullie dat Sil mijn maatje was,” lacht Sep. “Wij hebben hier ook eekhoorntjes in het bos, maar die zijn groter en hebben ook een andere kleur,” zegt Krisje.

Foto Daniëlle van Doorn

Ondertussen is ook Sil naar buiten gekropen en met z’n tweetjes kruipen ze rond op fijne takjes. Ze rennen en springen vrolijk in het rond. Ze zijn niet meer bang en komen dichterbij.

De andere dieren uit het grote dierenbos zijn ook wakker geworden en missen het vrolijke deuntje van Krisje. Hij heeft zelfs zijn viool achtergelaten. “Wat is hier aan de hand? Waar is Krisje? Hopelijk is er niets ergs gebeurd,” schrikt Kraakje als ook hij op de open plaats komt. “Nee hoor, hij zit samen met Meneer Uil een eindje verder te babbelen met twee kleine eekhoorntjes,” zegt de bonte specht, ”ik zag ze toen ik er voorbijvloog.”  Met z’n allen gaan ze op zoek. “Ah hier zijn jullie,” zucht Kraakje, ”we waren een beetje ongerust toen we je viool vonden, Krisje.” Sil en Sep schrikken van de vrienden en gaan wat verder weg zitten.

Foto Daniëlle van Doorn

“Niet bang zijn Sil en Sep, dit zijn onze beste vrienden. Mag ik jullie voorstellen: Kraakje, de eekhoorn, de bonte specht, Prikkebol de egel, de familie kabouter en nog veel meer vrienden. En ginder ver staat onze grootste maar heel lieve vriend Vico vos. Hij zag jullie gisteravond al. Hij had jullie oogjes zien schitteren in het donker,” vertelt Meneer Uil. “Kom maar dichter Vico, dan kan je ook kennismaken met onze nieuwe vrienden.

Alle dieren zijn heel nieuwsgierig en willen graag de Siberische grondeekhoorntjes leren kennen. Vooral Krisje is heel verwonderd om zulke eekhoorntjes hier in het grote dierenbos te zien. “Dag Sil en Sep, welkom in ons bos. Maar ik ben wel heel verbaasd om jullie hier te zien. Eekhoorntjes zoals jullie zijn hier nog nooit geweest. Hoe zijn jullie hier terechtgekomen?” vraagt Kraakje. “Da’s een lang verhaal,” lacht Sep, ”hebben jullie even tijd?” De vrienden kruipen gezellig bij elkaar en luisteren naar het verhaal van Sil en Sep.

“Onze naam zegt het al. Wij zijn Siberische grondeekhoorntjes. Oorspronkelijk komen we van Siberië, een land ver van hier. Maar lang geleden zijn er grondeekhoorntjes verhuisd naar een groot dierenpark ergens in Nederland. Daar zijn wij ook geboren.

Illustratie Pieter Saegeman

Maar op een nacht brak er een verschrikkelijk onweer los. Een harde wind maakte ons bang. We hoorden de donder en de bliksem tot diep in onze ondergrondse burcht. En dan een luid gekraak en een harde plof. De oudste boom van het dierenpark was omgeblazen door de harde stormwind. We waren zo bang! We hebben gerend tot we buiten adem waren en we doodmoe ergens onder de takken van een struik in slaap vielen. Toen we wakker werden wisten we niet waar we waren. Toen we rondkeken en in een boom klommen om beter te kunnen zien was het weer bijna donker en zagen we in de verte twee groten ogen van een groot gevaarlijk dier. We hebben ons verstopt onder een grote hoop bladeren tot vanmorgen…Tot jullie ons gevonden hebben. Maar we hebben nu een groot probleem. In het dierenpark woonden we in een grote burcht onder de grond. Daar hadden we een voorraadkamer waar we al heel wat voedsel voor onze wintervoorraad verzameld hadden en een kamer om een nestje te bouwen voor als onze kleintjes geboren worden. Maar nu hebben we niets meer. Geen burcht, geen eten … niets.

Foto Daniëlle van Doorn / Illustratie Jasper De Laet

Alle dieren zitten met open mond te luisteren naar het trieste verhaal van Sep. Ze hebben echt medelijden met Sil en Sep en willen hen graag helpen.

Prikkebol neemt als eerste het woord. “Misschien kunnen jullie, net als ik, een winterslaap houden in een bedje van afgevallen bladeren. Ik kruip daar helemaal in en dat is lekker warm.” Sep wil dat wel eens proberen en kruipt in de berg met blaadjes. Maar het is toch niets voor hem en Sil. “Dat is heel lief van jou Prikkebol, maar we hebben een huisje in een holletje nodig en veel plaats.  Maar toch bedankt!”, zegt Sep.

Foto Daniëlle van Doorn

“Oh, maar dan komen jullie toch bij mij wonen,” lacht de bonte specht, ”ik heb een hol daar heel hoog in de boomstam. Daar is plaats genoeg om jullie wintervoorraad op te bergen.”

Sil en Sep willen wel eens een kijkje gaan nemen. Vol goeie moed klimmen ze langs de stam naar boven. Maar even later stoppen ze. “Daar geraken we niet. We kunnen niet goed in de bomen klimmen. Tja we zijn dan ook grondeekhoorntjes en klimmen niet zo goed als Kraakje. Toch bedankt!” zeggen Sil en Sep dankbaar.

Foto Daniëlle van Doorn / Illustratie Jasper De Laet

Een beetje hongerig en bezorgd kruipen de diertjes in de struiken. Ze gaan alvast op zoek naar eten voor een nieuwe wintervoorraad. Ze hebben haast want binnenkort beginnen ze aan hun winterslaap. Maar waar gaan ze slapen en waar kunnen ze hun voorraad verstoppen? “Wat moeten we nu doen?” snikt Sil, ”geen huisje en geen eten.” Sep weet het ook niet meer. Een nieuwe burcht graven kunnen ze niet. In het dierenpark was de grond veel zachter dan hier in het bos en konden ze gemakkelijk gangen graven. Maar hier lukt het niet.

De andere dieren denken ook diep na. Ze zoeken samen een oplossing…

Foto Daniëlle van Doorn / Foto Pixabay

“Misschien kunnen jullie bij mij komen wonen. Ik woon samen met mijn gezin in een groot hol in de grond,” stelt een konijntje voor. “Ja natuurlijk,” juicht Meneer Uil. De konijnenfamilie woont in een hol ander de grond. Ga maar eens kijken.” Het konijntje wijst de weg en de grondeekhoorntjes volgen. “Oh dat ziet er goed uit!” juicht Sil en samen met Sep kruipt ze achter het konijntje in het hol. De vrienden staan te wachten. Maar even later komen Sil en Sep weer naar buiten. “Is het ok?” vraagt Meneer Uil. Sil en Sep schudden met hun kopje. “Het is wel groot maar onze kamers moeten nog dieper en de grond is hier veel te hard om verder te graven,” zucht Sep. “Toch bedankt hé, lief konijntje.”

Nu zijn ze echt allemaal ten einde raad. “Jullie kunnen vanavond alvast bij mij en de kabouters in de holle boom blijven slapen en dan zoeken we morgen verder,” stelt Krisje voor. En ze vertrekken met z’n allen naar de open plaats in het bos waar de holle boom staat.

“Kom maar eens binnenkijken in ons gezellige huisje,” nodigt het kaboutervrouwtje de grondeekhoorntjes uit.

Foto Daniëlle van Doorn / Foto Pixabay

“Hé hallo, wie zijn jullie?” vraagt een klein bosmuisje. Ze zit op een van de dikke wortels van de holle boom te knabbelen op een nootje. “Wij zijn Sil en Sep, de grondeekhoorntjes en we gaan voorlopig bij Krisje en de kabouters wonen. “Ah ok, ik wist niet dat eekhoorntjes in een boom wonen,” antwoordt het muisje verwonderd.” Sil en Sep vertellen dat ze geen gewone eekhoorntjes zijn en dat ze eigenlijk onder de grond wonen in een burcht met kamers. “Dan lijken jullie een beetje op mij. Ik woon ook in een holletje in de grond.  Kijk, hier tussen de wortels van de boom. Hier ligt het zand veel losser dan op een andere plaats in het bos. Hier kan ik gemakkelijk graven,” vertelt de bosmuis, “kom maar eens mee.” Het muisje kruipt in een holletje dat verstopt zit tussen een hoopje afgevallen bladeren en de eekhoorntjes volgen. Even later komen ze alle drie weer boven de grond. “En… is dit iets voor jullie?” vraagt Meneer Uil nieuwsgierig. “Het is een beetje klein en de gangen zijn te smal voor ons. Maar het zand is perfect om een nieuwe burcht te graven,” zegt Sep enthousiast. “Tenminste als het mag?” vraagt Sil met haar allerliefste stemmetje. “Natuurlijk!!!” roepen alle dieren blij. “Welkom in ons grote dierenbosi!”

Foto Daniëlle van Doorn

Sil en Sep zijn dolgelukkig. En als grondeekhoorntjes blij zijn, doen ze de gekste dingen. Ze laten graag hun kunstjes zien. Sep is een echte acrobaat en met zijn achterpootjes open kruipt hij naar boven en beneden tussen twee stronkjes van afgezaagde zilverberken. Als hij beneden is springt hij naar een ander stronkje dat bedekt is met mos. Ook daar kruipt hij op en af. Maar die gekke Sep doet dat achterstevoren met zijn pluimstaartje naar achter. Van al die acrobatentoeren heeft Sep honger gekregen en gaat op zoek naar iets lekkers. Hij denkt ook aan zijn vrouwtje en brengt een noot naar Sil die rustig op het kabouterbankje zit te wachten. Sep krijgt van de vrienden een oorverdovend applaus.

Foto Daniëlle van Doorn / Illustratie Evelien De Laet

Sil is geschrokken van het lawaai en verstopt zich achter een boom. “Bravo!” roept Kraakje, ”ook al kan je niet zo goed in de bomen klimmen, hier op de grond doe jij toch ook straffe toeren. Jij bent net als ik een echte acrobaat.”

Sil is er weer bijgekomen. “Wat is dat eigenlijk, een acrobaat?” vraagt ze een beetje verlegen. “Dat is iemand die in het circus werkt en kunsten kan doen, zoals Sep net deed. En kraakje kan dat ook maar dan allemaal wat hoger hé,” lacht Meneer Uil. “En wat is een circus?” wil Sep weten. “Dat is iets van de mensen. Een hele tijd geleden stond er een circustent aan de rand van het bos. We zijn dan eens een kijkje gaan nemen. Wat we daar zagen was fantastisch,” vertelt het kaboutermannetje, “er was muziek, acrobaten, clowns en nog veel meer. En de volgende dag hebben we ook circus gehouden.” Dat herinneren alle dieren zich nog heel goed. (zie applaus)

Misschien kunnen we dat binnenkort nog eens doen want we hebben nu nieuwe acrobaten,” lacht Kraakje.

Die avond wordt er kort gefeest.  Krisje speelt één lied op zijn viool en de dieren doen één dansje. Dan wensen ze elkaar een rustige nacht. Ze gaan allemaal vroeg slapen want morgen willen ze met z’n allen Sil en Sep helpen om hun nieuwe burcht te maken en hun wintervoorraad aan te leggen.

Foto Daniëlle van Doorn

De volgende morgen is Kraakje als eerste wakker. Hij is al druk in de weer om zaden en ander voedsel te verzamelen voor de wintervoorraad van Sil en Sep. Hij kruipt langs de stam van de hoogste bomen naar boven en springt heen en weer over de grond.  Als Sil en Sep het deurtje van het huis in de holle boom opent, ligt er al een hoopje eten te wachten. “Wat een leuke verrassing Kraakje!” roepen ze blij. Ook de konijntjes en de bosmuisjes staan te wachten. Ze willen allemaal helpen om de burcht te maken. De konijntjes helpen om een halve meter diep te graven. En dan zijn het de muisjes die helpen om de gangen te graven. Ze graven tot wel een meter diep. En daar maken ze de voorraadkamer en de nestkamer.

Foto Daniëlle van Doorn

Als dat klaar is kruipen de grondeekhoorntjes weer naar buiten op zoek naar mos en zachte blaadjes om het gezellig en warm te maken in hun kamers. Ondertussen genieten ze samen van het prachtige bos, de zon die schijnt tussen de takken van de bomen en van hun nieuwe vrienden groot en klein. “Hé kijk Sep!” roept Sil, ”ik denk dat dit ons kleinste nieuwe vriendje is. Op een kleine witte paddenstoel zit een beestje, rood met zwarte stippen. “Dat is een lieveheersbeestje,” zegt Sep, ”dat heb ik vroeger in het dierenpark ook al eens gezien.” Het diertje opent zijn vleugeltjes en vliegt weg. “Dag kleintje, tot ziens,” lacht Sil.

Als de burcht helemaal klaar is, gaan ze met Kraakje nog verder voedsel verzamelen.

Foto Daniëlle van Doorn

“Is dit ook een lieveheersbeestje? Het is ook rood met stippen.” vraagt Sil als ze verwonderd blijft staan. “Nee gekke Sil, dat is een paddenstoel, een vliegenzwam en die is rood met witte stippen. En ook veel groter dan het lieveheersbeestje. Kijk hier staat er nog één maar die is helemaal plat,” antwoordt Sep. “Oh die zijn zo mooi,” geniet Sil, ”het is hier prachtig in het grote dierenbos.”

Als het ’s avonds begint te schemeren, is bijna alles klaar. De grondeekhoorntjes kunnen vannacht in hun nieuwe burcht slapen. De volgende dagen gaan ze wel nog verder voedsel verzamelen voor hun wintervoorraad.

Deze avond vieren ze een reuzegroot feest. Krisje speelt de vrolijkste deuntjes op zijn viool en er wordt gedanst en gezongen tot het pikdonker is. Wat zijn alle dieren blij met hun nieuwe vrienden erbij. “Lieve vrienden we zijn jullie zo dankbaar voor alle hulp. We kijken er zo naar uit om bij jullie te wonen. En als het regent en koud is kunnen we in de burcht waar het lekker warm is. En binnenkort kunnen we onze winterslaap houden en eten hebben we ook al. Echt fantastisch, we zijn de gelukkigste grondeekhoorntjes van de hele wereld met de allerliefste vrienden,” zegt Sep terwijl hij een traantje wegpinkt.

En voor de dieren elkaar een fijne nachtrust wensen, zingen ze samen een prachtig lied en Krisje speelt daarbij op zijn viool…

“Al regent het ook dat het giet,

al schijnt de zon soms dagen niet.

toch hebben wij dan geen verdriet,

want we horen we horen bij elkaar,

we horen bij elkaar.

Al zijn de dagen koud en guur,

we kruipen lekker bij het vuur.

en zingen tot het nachtelijk uur

want we horen we horen bij elkaar,

we horen bij elkaar.

(uit “Het oinkbeest” Elly &Rikkert)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *