Kabouter Kas

Het is tijd voor een verhaaltje uit het grote babbelboek. Ga even zitten en zeg de toverspreuk dan komt het verhaaltje, het wordt heel leuk.

‘In het grote babbelboek

zijn de letters en de kleuren zoek.

Open, toe en schudden maar…

Het verhaal is klaar, echt waar!’

Er was eens een klein lief kaboutertje. Zijn naam was Kas. Samen met mama en papa kabouter woonde hij in een gezellig bos. Nee, ze woonden niet in een paddenstoel maar in de stam van een holle boom. Daar hadden ze een gezellig huisje van gemaakt. Net groot genoeg voor hun drietjes. Er woonden ook heel veel dieren in bos. Maar er woonde maar één kabouterfamilie. En dat vond Kas helemaal niet leuk. Hij wilde vriendjes om mee te spelen…

“Misschien willen de kleine dieren wel vriendjes met je worden,” zei mama kabouter op een dag, ”je kan het altijd eens vragen.” En Kas trok het bos in, op zoek naar vriendjes.

Janine Polling

Toen Kas een mooie bloem wilde plukken, kwam er een klein konijntje bij hem zitten. Het snuffelde aan de bloem. “Mooi hé,” zei Kas, ”en ze ruikt heerlijk.” Het konijntje snuffelde nog een keer en wilde toen wegspringen. “Wacht!” riep Kas, ”wil jij met me spelen, wil jij mijn vriendje zijn?” Het konijntje lachte, ”kom, spring dan maar met me mee, als je me kan volgen wil ik je vriendje wel zijn.” Kas wilde achter het konijntje springen, maar het lukte niet. ”Zo jammer,” zuchtte Kas en bleef verdrietig achter.

Janine Polling

Toen Kas de bloem plukte, stond er opeens een klein hertje naast hem. “Kijk eens, wat een mooie bloem,” zei Kas, ”en ze ruikt zo heerlijk.” Het hertje snuffelde aan de bloem en wilde toen weglopen. “Wacht!” riep Kas, ”wil jij met me spelen, wil jij mijn vriendje zijn?” Het hertje lachte, ”kom, loop dan maar met me mee, als je me kan volgen wil ik je vriendje wel zijn.” Kas wilde achter het hertje lopen, maar het liep zo vlug.  Kas kon niet volgen. ”Zo jammer,” zuchtte hij en bleef weer verdrietig achter. Hij ging terug naar het huisje in de holle boom waar hij alles aan mama en papa kabouter vertelde. “Een beetje geduld kleine vriend,” zei papa, ”morgen kan je weer op zoek naar vriendjes.”

Janine Polling

De volgende dag had mama een verassing voor Kas. Hij kreeg een grote, paarse ballon die vastzat aan een touwtje. Toen hij er mee door het bos wandelde kwam hij een egeltje tegen.

“Kijk eens wat een mooie ballon ik heb gekregen,” lachte Kas, ”speel je mee?” Dat wilde het egeltje wel. Met zijn neusje duwde hij de ballon in de lucht. “Wil jij mijn vriendje zijn?” vroeg Kas. Maar voor het egeltje kon antwoorden, landde de ballon op zijn stekels en …KNAL… de ballon plofte. Kas en het egeltje waren zo geschrokken! “Het lijkt me geen goed idee om jouw vriendje te zijn,” snikte het egeltje en liep bang weg. “Zo jammer,” zuchtte Kas en bleef weer verdrietig en alleen achter.

Janine Polling

Toen Kas even later hing te schommelen aan de tak van een boom, kreeg hij bezoek van een vosje. “Hé, dat lijkt me leuk, dat wil ik ook eens doen,” lachte de vos. “Oh ja, en dan kan jij mijn vriendje zijn,” lachte Kas. Vosje greep naar de tak en samen schommelden ze heen en weer. Maar…KRAK… zei de tak en hij brak middendoor. Kas en vosje waren zo geschrokken! “Het lijkt me geen goed idee om jouw vriendje te zijn,” snikte vosje en liep bang weg. “Zo jammer,” zuchtte Kas en bleef weer verdrietig en alleen achter. “Ik zal nooit een vriendje hebben,” snikte hij luid.

Janine Polling

Een klein lieveheersbeestje kwam voorzichtig op Kas zijn schootje gekropen. “Hé, kleintje, wil jij mijn heel kleine vriendje zijn?” lachte Kas. “Oehoeh, Ik wil ook je vriend zijn,” zei een stem. Het was de stem van een jonge uil. “Echt waar?” vroeg Kas. Hij kon het bijna niet geloven. “Ja, echt waar, maar ik moet wel nog veel leren want ik ben nog klein,” zei het uiltje. “Oh dat geeft niet, ik help je wel,” beloofde Kas.

Janine Polling

“Ik moet nog leren vliegen, weet jij hoe dat moet?”, vroeg het uiltje. “Vliegen kan ik ook niet, maar ik weet wel hoe het moet, denk ik,” lachte Kas. Samen bewogen ze hun armen en vleugeltjes op en neer. “En nu op die tak daar,” zei Kas. Na enkele keren proberen lukte het al vrij goed. Maar het uiltje viel nog vaak en samen rolden ze dan over de grond van het lachen. Ze hadden veel plezier.

“Wil jij nu echt mijn vriendje zijn? En gaan we samen veel leuke dingen?” vroeg Kas aan het uiltje. “Tuurlijk,” zei het uiltje blij, ”maar nu ben ik een beetje moe.” Kas dacht na. “Wacht even, ik ga mijn boek halen, dan zal ik je een verhaaltje vertellen,” zei hij.

Janine Polling

Het uiltje had nog nooit een boek gezien en een verhaaltje, dat kende hij ook niet. Ze gingen samen op het zachte mos zitten en Kas deed het grote boek open. “Kijk, hier staan allemaal lettertjes en die lettertjes samen zijn woorden. De woordjes samen zijn zinnen en veel zinnen maken een verhaaltje,” vertelde Kas. Het uiltje begreep er niets van maar hij luisterde geboeid als Kas vertelde uit zijn grote boek. Hij vond het fantastisch, hij was zo blij met zijn kaboutervriendje.

Janine Polling

“Oh, het wordt al donker,” schrok Kas, ”het is tijd om naar huis te gaan.” Dat vond uiltje niet leuk, hij vond het zo gezellig. “Gaan we morgen terug spelen?” vroeg hij. “Natuurlijk, ik kom elke dag terug om met jou te spelen. En dan gaan we terug oefenen om te vliegen,” lachte Kas, “en het dikke boek met verhaaltjes breng ik ook mee.” De kleine vriendjes gaven elkaar nog een dikke knuffel. “Oh, je veertjes zijn zo zacht,” giechelde Kas. “Tot morgen!” riepen ze samen.

Kas huppelde blij naar huis terwijl hij een vrolijk liedje zong:

“Blij, blij, blij, ik ben zo blij

  Ik vond vandaag een vriendje

  Dat vriendje is van mij

  Blij, blij, blij, ik ben zo blij”

De volgende morgen was hij heel vroeg wakker. Want hij wilde de hele dag met het uiltje spelen. Zijn kleine zachte vriend die zo graag naar verhaaltjes luistert…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *